dinsdag 15 juli 2014

Het leven hier: twee scènes

Scéne één

Het is avond. Ik rommel wat op. Michiel komt de living ingelopen. 
Hij: Liefje, heb jij dat zelf gerepareerd? Heb jij dat klinkje van Oona haar kast zelf er terug aan gezet. (Lacht. Grijnst).
Ik: (kijk hem geërgerd aan)
Michiel: Ge hebt er niks van gezegd! Allée zeg!
Ik: Je maakt me belachelijk. Het was echt niet zo moeilijk. Had ik dat moeten zeggen dan?
Michiel: (nog steeds grijns) Oh sorry, ik vind het gewoon goed, dat wil ik gewoon zeggen.
Ik: Nee, ik kan er echt niet tegen, snap je niet? Ik kan er helemaal niet mee lachen.
Michiel: (ernstig nu) In België zou je dat zelf ook grappig vinden.

Tranen in de ogen. Ik loop de kamer uit. 
Einde scène één.

Nabeschouwing: Het is die laatste zin, hij heeft gelijk. In België zou ik dat ook grappig vinden en zou ik wellicht trots komen melden dat het mij op nauwelijks enkele minuten gelukt is om dat klinkje er weer aan te zetten en dat ik meteen het systeem doorhad. Ik dus, de onhandigheid zelve, die het meestal niet eens kan opbrengen om na te denken hoe zoiets ineen zit. Maar nu was dat voor mij een belachelijk bewijs van hoe klein mijn wereld hier is. 
Als ik het hem had gezegd, bij het avondeten bijvoorbeeld (Liefje! Weet je wat ik heb gedaan vandaag? Het klinkje gerepareerd! Echt! Fantastisch, toch?!), dan zou het duidelijk zijn hoe weinig ik eigenlijk te vertellen heb. Dus ik had niks gezegd, omdat ik gewoon voor mezelf niet kan of wil toelaten dat zoiets belachelijk klein (en vooral onbenullig, want klein is daarom niet minder, maar dit is gewoon niet interessant, niet belangwekkend, niets) de verwezenlijking van de dag is. Als ik dat aan mezelf toelaat, dan word ik gek en het is nog drie maanden.

Scène twee

In bed, een uur of tien in de ochtend. Zij zit op een kussen, ik zit naast haar. Rond ons de Sjapies (het zijn drie identieke knuffelschaapjes), Popje en Konijntje.
Zij: Ik ben de stuurder 
Ik: De piloot?
Zij: Ja, de ploot. En jij bent de etendrager.
Ik: De stewardess?
Zij: Ja... dat. En jij moet eten brengen voor de kindjes. Doe maar. Jij moet vragen wat ze willen eten. En wat ze willen drinken.
Ik: Ok.
Zij: tccccchooooeeeeee (een geluid dat gepaard gaat met sturen). Ja, mama, jij moet beginnen. Zeg maar: qué quieres comer?
Ik: Qué quieres comer Sjapie?
Zij: Zij wil agua sin gas. En popje wil jugo de naranja. En ze willen pasta eten.
Ik: Oh, maar de pasta is op. Er zijn wel nog papas con mayonesa.
Zij: Met kepsjup dan.
Ik: Por favor, Sjapie. Ik geef Sjapie een bordje.
Zij, tegen Sjapie:, met ernstig gezicht:  Eet maar op. Ik moet sturen. Want wij gaan naar Bélgica, en dat is ver.

Nabeschouwing: zo gaat het nog even door. We vliegen, we geven de kindjes (of baby's, dat kan snel veranderen) eten en drinken en we doen ook een ingewikkeld spel met centjes geven en krijgen. En zo zijn er elke dag varianten. Ik zie haar groeien, ik hoor elke dag nieuwe woorden, ik strijk door haar zachte haren (Ik heb zachte haren hé mama. Dan hou ik van mezelf.) en ik knuffel haar wel twintig keer op een dag. Ik besef dat dit het ongelofelijk privilege is van het voltijds moederschap: de aandacht, de tijd, de rust. Ik probeer de gedachten te verdringen hoe dat binnenkort dan weer moet: Brussel, school, nabewaking, eten maken, huis op orde, verhaaltjes lezen én spelen? Ik laat het niet toe hier over te piekeren, niet nu, dan word ik gek en het is nog maar drie maanden.

Twee scènes op vierentwintig uur. Ik wil alleen maar zeggen: het is niet altijd zus, het is niet altijd zo.

1 opmerking:

  1. wat schrijf je dat weer raak, katelijne
    ik bewonder je vermogen om zo gevarieerd ervaringen te beschrijven die je aan den lijve kan voelen
    en hoe je de wereld ervaart dat zit in je, dat neem je mee naar de andere kant van de wereld
    ik volg je vergelijking tussen dat speciale jaar dat je nu beleefd en wat er in het belgische najaar weer verandert
    mag ik zeggen: de hebt de liefde in je, je komt er wel?!
    lieve groetjes
    lut

    BeantwoordenVerwijderen