donderdag 27 april 2023

(1) Restpaviljoen - Els Vanden Meersch - Kunst op het domein van UPC Duffel


Restpaviljoen is opgebouwd uit recuperatiemateriaal van een intussen afgebroken paviljoen van het UPC Duffel. Het is een  voorstelling van een sanitaire ruimte uit de ‘oude’ psychiatrie. Het gebrek aan privacy wordt sterk benadrukt: de wastafels staan dicht bij elkaar, de halve bol in het plafond weerspiegelt alles, zelfs de muren zijn transparant. De kunstenares toont niet enkel een beeld uit het verleden, ze roept ook actuele vragen op over zorg en privacy.

https://www.upcduffel.be/kunstcollectie/restpaviljoen


***

Dit kunstwerk is een klein gebouw. Het is transparant en tegelijkertijd gesloten. Op de website van de kunstenaar zie ik dat ze vaak werkt vanuit architectuur. Ik lees het volgende: Gebouwen weerspiegelen existentieel sociaal gedrag; ze bevatten zowel bottom-up als top-down sociale activiteiten en structuren. Het geeft me te denken. Is dat zo, stuurt een gebouw het gedrag? En is dat dan een goede of een spijtige zaak? 

Mijn lief Hannes zei me afgelopen zondag bij het afscheid na een weekend thuis, dat het woord ‘ziekenhuis’ bij hem wringt. 'Maar dat is het ook,' was mijn reactie, 'het ís een ziekenhuis!'. Geen psychiatrisch ziekenhuis zoals dit kunstwerk oproept, gelukkig maar. Ik heb een eigen kamer, mijn eigen kleine badkamer. Ik heb een gemakkelijke stoel en een bureau om aan te schrijven. Ik heb een verwarming die ik zelf aan en uit kan zetten, een raam dat ik kan openen en weer sluiten. 

Dit kunstwerk roept het beeld op van een oud ziekenhuis met patiënten in witte, vale gewaden, met een bleke huid en een trage pas, iedereen met dezelfde lege blik. Moet ik nu dankbaar zijn dat dit niet meer de realiteit is, wil dit kunstwerk patiënten troosten door hen te laten zien hoe het vroeger zoveel slechter was? Werkt het zo? 

Een vriendin is op bezoek en we lopen over het domein. Zo is het dus niet meer, zeg ik haar terwijl ik naar het kunstwerk wijs. Maar ik vertel haar ook:  ik heb geen sleutel.
Er zit geen slot op mijn kamer. 
De deur van mijn badkamer kan niet op slot.
De voordeur van het gebouw zit altijd op slot.
Je kan altijd vragen om naar buiten te gaan, dat vinden de hulpverleners meestal zelfs positief. 

Vaak gaan nieuwe levensfases samen met nieuwe sleutels. De sleutel van een nieuw huis. De sleutel van het het huis van een nieuw lief. De sleutel van een nieuwe fiets of een nieuwe auto. De sleutel van een nieuw kantoor bij een nieuwe job. 

Ik draag mijn sleutelbos niet langer bij me, dat heeft toch geen zin. 

Alleen als ik naar huis ga, voor een paar uren of voor een nacht, neem ik mijn sleutels. Ik klem mijn handen eromheen als ik op de trein zit, als ik naar huis wandel, want bijna, bijna. 

Ik begrijp het: een psychiatrische afdeling moet mensen beschermen tegen zichzelf. Sleutels zijn in handen van sommige patiënten gevaarlijk, vooral voor henzelf. Maar ik vind het lastig. Ik kom na het weekend aan de voordeur en haat de seconden dat ik moet wachten om binnen te mogen. Ik loop de trap op, de gang in en moet de neiging onderdrukken om  in de zakken van mijn jas mijn sleutel te zoeken, of zo’n kaartje, zoals in hotels. Nee, de deur van mijn kamer is gewoon los. 

Ik heb één sleutel gekregen: van een kast. Het is een klein sleuteltje van niets. Ik kan in de kast persoonlijke spullen opbergen. Dat doe ik meestal niet. Wat heb ik van waarde? 

Ik heb zelf gekozen voor de opname, voor dit ziekenhuis. Dit kunstwerk confronteert me met de realiteit. Veel meer dan het verschil met vroeger, zie ik de gelijkenis met vandaag: een ziekenhuis met deuren die op slot zijn en hulpverleners die er altijd kunnen zijn. De rij van oude lavabo’s in het kunstwerk, de rij van kamers met kleine badkamers van nu. Op de afdeling waar ik verblijf, zijn er drie leefgroepen die elk een eigen leefruimte hebben: een keuken, een eettafel en een salon. Alles is netjes en functioneel, het lijkt in niets op de psychiatrie van vroeger. Je zou kunnen denken dat het het interieur is van een jeugdherberg of een vakantiecentrum. 

Maar dan heb je de patiënten nog niet gezien. Niet in witte gewaden zoals ooit, wel met een lege blik en schuifelende pas. Misschien zijn het de mensen, en niet het gebouw, die deze plek tot een ziekenhuis maken. Misschien kan het gebouw wel veranderen, verbeteren. Maar de patiënten niet.
Het is een ziekenhuis, wij zijn ziek. 

Plots weet ik ook waarom het voor mij net wél belangrijk is om het woord 'ziekenhuis' te gebruiken. Dat klinkt tijdelijk. Niemand blijft eeuwig in een ziekenhuis. Ik ga terug. Ik word beter en ik ga naar een huis met een sleutel, naar een wc die op slot kan. Het zal misschien nog even duren, maar ik ga terug. 


***

Dit is een eerste artikel in een reeks over kunst op het domein van UPC Duffel. Je leest hier waarom ik hierover wil schrijven. 

 

Kunst op het domein UPC Duffel - intro

Sinds begin april verblijf ik in het Universitair Psychiatrisch Centrum Duffel, op een afdeling die gespecialiseerd is in de behandeling van depressie.

Deze afdeling ligt op een groot domein met allerlei gebouwen met verschillende functies: een polikliniek, een algemene opname-afdeling voor psychiatrische patiënten, een groot logistiek gebouw, verschillende gebouwen met leefgemeenschappen, gespecialiseerde afdelingen etc. Het is een groene omgeving met veel bankjes, een vijver, sportfaciliteiten en … kunst.

Het UPC heeft een lange traditie in de relatie tussen kunst en psychiatrie. Je vindt op het domein dus verschillende kunstwerken en installaties, de ene al opvallender dan de andere. Er is ook een triënnale (in 2022 was de laatste editie) en zo blijft de vaste kunstcollectie van hedendaagse kunstenaars groeien.

Op de website van UPC Duffel wordt verduidelijkt waarom er wordt ingezet op actuele kunst:

In de eerste plaats helpt kunst mee het taboe rond psychiatrie te doorbreken. De kunstprojecten hebben een beeldvormingsfunctie en beogen de destigmatisering van psychiatrie en psychiatrische aandoeningen.

Als tweede doelstelling zien we kunst als onderdeel van de helende omgeving die de campus wil zijn. De aanwezige kunst draagt bij tot het therapeutisch proces, bevordert het contact, de dialoog en de integratie van de patiënt.

Tenslotte gebruiken we kunst als taal om over psychiatrische en psychologische problemen te spreken.


Ik vind dat drie steengoede redenen.

Als patiënt heb ik vooralsnog de ervaring dat er weinig wordt gedaan met deze kunstwerken.
Op de afdeling verwezen de hulpverleners me door naar het onthaal. Aan het onthaal gaf men mij een duidelijk plannetje met een overzicht van het domein en de kunstwerken. Maar een brochure was niet voorhanden. Op de website vind ik wel een toelichting bij de werken.

Dan doe ik het zelf. Dat bedacht ik toen ik tijdens mijn vele wandelingen en looptoertjes de kunstwerken passeerde. Ik ga zelf met deze kunstwerken aan de slag, ik ga schrijven wat ze met me doen of niet doen, ik ga opzoeken wie de kunstenaars zijn.

Misschien is het goed voor mijn therapeutisch proces. Misschien helpt het mij in mijn zoektocht naar een taal, naar de juiste woorden om te spreken over wat ik ervaar. Misschien helpt het jou, als lezer, om een ander beeld op te bouwen van psychiatrie, weg van clichés of onnodige taboes.

Kunst helpt, kunst heelt.
Dat is zo’n straffe bewering dat het de moeite waard is om verder te onderzoeken.


Campagnebeeld Triënnale 2022: VERBINDING (verbroken) / (dis)CONNECTED 
werk van Maen Florin



In deze reeks: 

maandag 17 april 2023

Boekentip: Waarom we bang zijn - Bram Vervliet




Ik weet niet meer hoe dit boek van Bram Vervliet op mijn radar kwam. En misschien is het gek om middenin een depressie een boek te lezen over angst en depressie. Dit boek is echter helemaal geen zelfhulpboek, maar een staaltje van sterke wetenschapspopularisering. Die afstand tot het onderwerp vond ik op dit moment erg fijn, ik moest eens niet over mijn eigen stemmingen reflecteren.

Het is een non-fictie boek zoals ik het graag lees: een wetenschapper vat heel veel kennis samen in begrijpbare taal, bovendien met een goed opgebouwd verhaal en wat humor. Het ietwat belerende toontje (dat zal ik je nu eens uitleggen…) nam ik voor lief.

De eerste hoofdstukken vond ik boeiend: wat is angst precies? Ik heb veel geleerd, ik heb er een schrift bijgenomen omdat ik nota’s wou maken. Het boek geeft veel voorbeelden van allerlei experimenten bij mensen en dieren die inzicht geven over hoe angst ontstaat en wat er net gebeurt wanneer je bang wordt. Als er iets wordt verteld over angstpatiënten (hun angst is zo groot en intens dat normaal functioneren niet meer lukt), dan is dat vol mededogen, dat ontroerde me soms. 

Het hoofdstuk over metaforen was verrassend en uiterst interessant. Het gaat over hoe metaforen angst (of andere gevoelens) in de hand kunnen werken. Een citaat:


Misschien is dit het beste advies dat ik je kan geven: als je een metafoor opmerkt, zoek er dan zelf een andere. Eentje die een andere kant belicht. En ga na wat die met je doet - hoe je anders gaat denken over het probleem, hoe je misschien andere oplossingen begint te zien. Zo heeft de Britse cancer society tien jaar geleden beslist om de beeldspraak 'strijd tegen kanker' te laten vallen omdat ze patiënten stigmatiseert die uitbehandeld zijn en het gevecht 'verloren hebben'. In plaats daarvan stellen ze de metafoor van een reis voor. Zo stond in het overlijdensbericht van acteur Roger Rees: He passed away... at his home in New York City, after a brief journey with cancer. Geen battle, geen strijd, gewoon: een reis. Dit opent nieuwe mogelijkheden om een kankerpatiënt bij te staan, meer dan het schouder aan schouder vechten tot je erbij neervalt. Een reis is anders: je kan samen uit het raam kijken en het leven overschouwen, samen waardevolle momenten koesteren. Voel je wat een metafoor kan doen?


Woorden doen ertoe, dat is een van mijn lijfspreuken. Zeker wanneer het over moeilijke onderwerpen gaat. Het is niet eenvoudig om mijn depressie te zien als een reis, het wringt, ik krijg het beeld van een monster of de donkere diepte niet zomaar uit mijn hoofd. Als gedachte-oefening wil ik het toch echt proberen, om er zelf zo naar te kijken en er zo over te spreken.

Bij het slothoofdstuk is de insteek erg sociologisch. Ik had al langer een wrang gevoel bij de meningen van Dirk De Wachter en Paul Verhaege. Ik heb enkel interviews en korte stukken van hen gelezen, een boek trok me niet aan. Ik wist niet goed waarom en ik vertrek ongetwijfeld vanuit enkele vooroordelen over hun werk. Maar dit boek gaf me een reden om deze onheilspredikers niet zomaar te volgen, om niet zomaar mee te gaan in het verhaal dat we onze eigen ondergang aan het creëren zijn, dat we steeds banger worden ondanks onze welvaart, dat onze manier van samenleven gedoemd is. Er zijn namelijk heel wat studies die een ander beeld laten zien van onze maatschappij. Spoiler: het is helemaal niet zo dat er steeds meer diagnoses zijn rond depressie en angst. De toename kan verklaard worden doordat we gewoon met meer mensen zijn en doordat we ouder worden (en deze klachten zich ook typisch op latere leeftijd manifesteren, vergeet niet dat onze levensverwachting de voorbije jaren echt spectaculair gestegen is). Daarover stond onlangs ook een artikel in DeMorgen, dat een goede samenvatting gaf die ingaat tegen het beeld dat we ons allemaal kapot werken en elkaar depressies injagen. Dat artikel overlapt wat met dit boek, maar houdt ook andere zaken zoals anorexia tegen het licht. Als je het artikel interessant vindt, moet je zeker dit boek lezen.

Dit boek doet me nog meer geloven dat het anders zou kunnen zijn, met minder dramatische cijfers. Geloof me, die blik is niet makkelijk want ik heb me pijnlijk en vol frustratie door een paar wachtlijsten heen moeten wringen om goede mentale zorg te kunnen krijgen, dus het lijkt alsof er inderdaad veel meer mensen met een ernstige depressie of andere aandoeningen zijn.

Vervliet gaat in zijn boek een stapje verder door ook naar een andere belangrijke factor te kijken, namelijk hoe mensen kijken naar hun eigen toekomst en die van de wereld. Zijn ze hoopvol of pessimistisch? Hiervoor haalt hij inzichten uit een boek van Marc Elchardus (insert plotse heimwee naar de hoorcolleges op de VUB…) En wat blijkt, die positieve of negatieve bril waarmee we naar de toekomst kijken is sterk gerelateerd aan aan angst- en depressieklachten. Optimisme en geloof in maatschappelijke vooruitgang kunnen ons net beschermen tegen mentale klachten. Dus, zo concludeert Vervliet, die onheilsverhalen zijn niet zo onschuldig, ze dragen bij aan maatschappelijk pessimisme en kunnen individuele gevoelens van angst en depressie net in de hand werken…

Wow.
Dat moet ik even laten bezinken.
Het zit wat ingewikkelder in elkaar dan hoe ik het nu samenvat, maar het is echt een verrassend standpunt.   

Ik hoop vooral dat de discussie verder gaat en dat we het doembeeld van een samenleving vol depressievelingen in vraag blijven stellen. Zelfs al zit ik nu middenin in de realiteit van een ernstige stemmingsstoornis. Zeker nu.






Ps: ik heb enorm veel audioboeken geluisterd de voorbije maanden, vaak tijdens wandelingen, deze dagen ook gewoon liggend op bed of in bad. Dit is het eerste boek dat ik terug las op e-reader. Het eerste e-boek ook dat ik leende via de bib trouwens, nu de Antwerpse bibliotheken eindelijk meedoen met het e-boekenproject. Ik vond het boek echter zo goed dat ik het ook in mijn boekenkast wil hebben, om af en toe naar terug te grijpen. 
En dat ik terug kan lezen op mijn reis, stelt me vooral gerust.