maandag 25 oktober 2021

Én én.

Het gaat niet vooruit. Ik voel me niet beter. Ik heb nog steeds geen idee wat er nu eigenlijk aan de hand is. Ik zie geen oplossingen. Sinds begin september hang ik in de zetel. Door serieuze concentratieproblemen en een lamlendige vermoeidheid was werken plots onmogelijk.

Ik heb één ding geleerd. Het is soms én én.

Ik vond mezelf heel wat toen ik een aantal jaren geleden zag dat er heel veel grijs was. Ik gaf het zwart/wit denken op en ontdekte de nuances van grijs. Grijs is een veel rijkere kleur, veel dieper dan het vlakke wit of zwart. En gradatie geeft beweging: dan weer lichter, dan weer donkerder. Het was gewoon makkelijker om de wereld in al zijn grijsheid te zien in plaats van het dwingende zwart of wit. Ik gaf mijn eigen eis tot consequentie en duidelijkheid op en omarmde een mildere houding om de dingen en het leven zelf in al zijn tussenkleuren te zien. Niet dat het me altijd lukte, maar ik ging echt anders kijken.

Nu ontdek ik weer iets anders, al strompelend, hakkelend en in slapeloze, onrustige nachten. Soms bestaan zwart en wit gewoon naast elkaar. Iets heel licht staat zomaar plompverloren naast iets heel zwart.

Stel je een idyllische zomeravond voor. Met iemand die je heel leuk vindt, en het is allemaal spannend en prettig en intens en grappig. Dan is er plots, ondanks het zachte briesje, de wijn, de twinkeloogjes, een weergaloze kracht die aan je trekt. Een zwaarte greep me aan de enkels en wijkt niet sinds die zomeravond, al weken niet, wat ik ook probeer.

Ik voel me ellendig, moe en vooral zwaar. En tegelijk voel ik me licht, blij, geliefd, verliefd.

Ik heb gewenst dat deze nieuwe liefde me later was overkomen. Ik zou me door deze donkerte worstelen en er dan ‘klaar’ voor zijn. Een overgang, gradatie, van heel donker naar heel licht. Dat is geen realistische gedachte natuurlijk (het is wat het is, ik kan niet ingrijpen op de tijd) maar ook geen helpende gedachte.

Het is verwarrend om én verliefd én depressief te zijn. Het is gekmakend om het ene moment met mijn meisjes heel hard te lachen met erwtjes die van ons bord springen en het andere moment het moederschap als een uitputtende en zelfs onmogelijke opdracht te zien.

Deze intense gevoelens zijn daar, naast elkaar, in mijn ene hoofd, in het enige lijf dat ik heb. Het maakte me zenuwachtig, onzeker en soms radeloos.

Ik wil de liefde niet uitstellen (als ik dat al zou kunnen). Ik kan de depressie niet snel even oplossen. De enige optie is om deze gelijktijdigheid van iets zwart en iets wit te aanvaarden, zelfs te omarmen.

Ik ben niet naïef. Hij kan me niet helpen, hij kan niets beter maken, hij kan niets voor me oplossen. Maar op een ochtend, toen ik weer wakker werd met loodzware pijnlijke benen en een onrustig lijf, draaide ik me om en zag ik hem, slapend, warm, rustig.

Met hem heb ik nog iets anders om naar te kijken. Het donker wordt niet minder, niet kleiner. Maar er is ook licht, lucht. Dus ik hoef me soms maar even om te draaien.

Het ene moment loop ik verloren in zware gedachten, en wil ik schreeuwen wanneer het nu eindelijk eens ophoudt. Het volgende moment zit ik in een houtgestookt bad onder de volle maan naast hem, zijn ogen twinkelen als nooit tevoren.


Het is én én.
Dat is verwarrend.
Maar het is vooral ook goed.


Ik ben goed omringd: professionele hulp, mijn meisjes die veel meer begrijpen dan ik dacht, familie, geweldige vriendinnen (ik sta ervan te kijken hoeveel ik er wel niet heb!), collega’s die heel begripvol reageren. Ze nemen me mee naar rustige plekken, ze maken lekker eten voor me. Ze zeggen me allemaal dat het goed komt en dat ik het tijd moet geven en dat ik het gewoon maar dag per dag moet bekijken. Ik voel weerstand tegen die clichés maar zij zeggen het, en ik geloof hen.

En hoe moeilijk de dag ook is, ik kan me omdraaien, naar het licht. Het licht is er ook.



 

woensdag 13 oktober 2021

Juno spreekt (afl. 10)



Juno heeft net haar eerste boek uitgelezen. Zachtjes fluisterend de woordjes hakken en plakken, dat kleine vingertje dat aandachtig de lettertjes volgt. Ze komt me even later de korte inhoud vertellen, want ja, jij hebt dat boek niet gelezen hé, mama. 

Wat is ze geweldig. 

Ik noteerde de voorbije maanden nog wel wat fijne uitspraken...

  • Gaan we nog eens poppertjes eten? (poffertjes)
  • De mooitheid, de moeheid, de koudheid
  • Dat is een een verhaal in rijmsels
  • Geef mij de rapser
  • Een grijze eenhoorn bestaat hé. Alle, ik bedoel, die bestaat in verzinning.
  • Ik ben een vlinder! Ik zit nog in mijn konkon.
  • Ik wil in de speeltuin eerst op de kakatrol
  • Nonkel Jonas heeft nog een peterkind
  • Dat is van hellipotter (harry potter dus)
  • Het enige goeie nadeel...
  • Waarom heeft een tractor een combinatie van grote en kleine wielen?
  • Wat is het belangrijkste in de wereld: dat de ziekenhuizen bestaan of dat de brandweer bestaat of dat afval NIET bestaat?
  • Juno, wat is die beker met centen in? O ja, dat is muntwater. 
  • Ik ken de weg op mijn honderd duimpjes!
  • FOTVOLDORIE
  • s-l-aa-p-w-e-l (hakken en plakken, weet je wel...)

En tot slot... 
- Mama, in welk seizoen is de wereld begonnen? 
- Wat een moeilijke vraag, schatteke. 
- Maar wel een goeie vraag hé mama.