vrijdag 29 december 2017

Juno spreekt (alf. 2)

30 maanden vrolijkheid. Ze kan al druk telefoneren, vertellen wat er op de crèche is gebeurd en met Oona en de popjes spelen. Dat is bijzonder fascinerend omdat Oona dat eigenlijk quasi nooit doet, met speelgoed spelen. Maar dat is voor een andere blogpost. Hier een kleine selectie van ons taterwater.
  • Wil je een hatje tekenen? (Juno houdt van kleuren. Maar eerst, een hartje.)
  • Kijk, een baby! (Nadat we eens een mandarijntje hadden met zo'n mini-beentje, zijn alle mandarijnen-beentjes baby's.)
  • Nuno vindt het moelek. (De opvolger van ga nie lukke! Jaja, het gaat snel.)
  • Wat is dat zo? (En dan komt ze aangetrippeld, nieuwsgierig naar wat je doet, in je handen hebt,...)
  • Wil je helpen appeplieft? (Ook aan Oona vraagt ze dit meestal zo mooi. Krak. Dat is mijn hart dan, in stukskes.)
  • Zo. Das beter. (Juno heeft zonet al het licht in de hotelkamer uitgeknipt terwijl we aan het eten zijn.)
  • Konkelnonas. (Nonkel Jonas. Ik heb haar al tien keer gevraagd van wie ze de step heeft gekregen om dit antwoord te krijgen.)
  • Kijk! Een stippetje! (Ik heb een dikke puist in mijn gezicht). 
  • Oh nee. Pakok. (Het is kapot.)
  • Konketuur. Of nee, pekulaaspasta. Of fadefia. (Moeilijke keuze bij de boterhammen.)
  • Mama? Mama? Mama! Praat maar! (Ik ben te lang stil blijkbaar. Huh?)





dinsdag 19 december 2017

Leena: een liefdesverhaal.

Leena kwam even aanwaaien op de laatste dag van papa, op die stormachtige dag, nu 1,5 jaar geleden. Sommige dingen van die dag zijn heel scherp, andere zijn vaag. Maar ik weet nog heel precies hoe Leena keek en wat ze deed. Ze gooide haar tas in hoek, liep naar papa zijn bed en gaf hem zonder aarzelen en met veel toewijding een kus op zijn hoofd. Leena is niet alleen een goede vriendin van mijn zus, Leena was ook een goede vriendin van papa geworden. Ze hadden een verhaal samen, zo maakte hij de foto's bij haar trouwfeest. Papa wou thuis sterven, maar sterven bij Leena, of toch bij verpleegkundige Leena op de afdeling palliatieve zorgen in het ziekenhuis, was een goed plan B. Ik ben dankbaar dat het plan A is geworden en dat Leena er toch bij was.
Ik was verbaasd, geraakt, ontroerd, compleet weggeblazen door de vanzelfsprekendheid van haar kus. Van haar liefde. Ik was zo blij dat ze er was. 

Het is avond, ik hang in de zetel, ik twijfel of ik ga schrijven of nog iets ga doen voor het werk. Ik stel de beslissing uit, surf wat op facebook. Ik dacht dat ik mijn ontroering van de dag wel had gehad door het bekijken van een paar emofilmpjes van de Warmste Week. Tot ik een link zie naar deze reportage

Bekijk de reportage

Ik bekijk het meteen en bedwing mijn tranen niet. 

Er gebeurt veel deze week, ik mis papa hevig. 

Maar dankzij Leena weet ik het weer. Liefde wint altijd. 








maandag 11 december 2017

Met papa in de sneeuw

Hij zou me bellen vanavond. Om te vragen of het gelukt is vandaag, met al die sneeuw. En hoe het is voor de meisjes, vinden ze het fijn of te koud? Hij zou zijn hoed dragen natuurlijk, en die lelijke warme laarzen.
Ik zou zeggen dat ik aan onze slee moest denken. Hoe die een roestig spoor trok door het witte zachte pak sneeuw. En dat ik daar sterke herinneringen aan heb, papa die niet met ons speelde, maar die ons wel vooruit trok in het eindeloze wit in het park. Ik kan het me plots zo moeilijk voorstellen: papa die rent en trekt? Wat ik wel zeker weet:, hoe hij even later zei tegen ons: luister, het is zo stil. En heel even zouden we luisteren naar die stilte.
Hij zou vragen hoe het nu met Michiel zijn oma gaat. Niet goed nee, maar wat is niet goed na een rijk en lang leven? Sterkte zou hij zeggen, doe ze de groeten daar allemaal.
We zouden allebei denken aan moemoe. Nu pas kan ik me iets voorstellen hoe het verlies voor hem moet zijn geweest. Zijn vader, vava, veel te vroeg verloren, het eerste kleinkind, mijn zus, nog maar net geboren. Zijn moeder, moemoe, met zo veel verdriet, de laatste maanden staarde ze voor zich uit alsof ze aan het wachten was, om zich dan in die laatste uren vast te klampen aan het leven. Ik denk aan haar handen met die lange vingers, en hoe de zijne, weliswaar heel wat groter, zo hard op de hare leken toen ze stierf.

Ik haal Oona van de chiro, ze vertelt over de spelletjes die ik vroeger ook speelde. Over omgekeerde jagersbal, rollend tapijt, en iets met een blinddoek dat ik niet helemaal begrijp. Ik bedenk dat ik wafels had moeten maken zoals papa vroeger. Ik zie de grote beslagkom voor mij op de verwarming, het gistdeeg lauw en plakkerig en klaar voor het hete ijzer. En dat metalen ding voor bloemsuiker, je moet knijpen en het sneeuwt op je bord. Ik heb er later ook zo eentje gekocht en nog maar een keer gebruikt. Ik betaalde voor de herinnering.

Ik weet eigenlijk niet zeker of het wel papa was die de wafels maakte, dat kon ook mama zijn geweest. Ik twijfel ook aan die handen, ik wil misschien gewoon graag dat ze op die van moemoe leken, zoals een lijn die ik zelf teken en verder niet bestaat.

Ik doe het vaak: bedenken wat hij nu zou zeggen en daar dan antwoord op geven. Stilletjes in mijn hoofd. Maar buiten het verdriet - hij is er niet, hij is niet - vind ik ook troost: hij hoeft hier niet te zijn om bij mij te zijn.

Dat van die slee, zo zeker ben ik dus niet, dat gebeurt er met herinneringen. Ik kleur ze in met wat ik nu weet, met wat ik nu voel.
Dat is niet erg, je houdt het niet tegen.
Dat is niet erg, het is met liefde.
We zitten op een slee, papa trekt ons voort, we roepen 'sneller, sneller', hij gaat sneller en daarna eten we wafels.

vrijdag 1 december 2017

Het waait taal.

Er is zoveel taal in ons huis. Het zijn geen woorden, geen zinnen, geen letters. Het is de taal zelf die als een briesje door ons huis waait. Een briesje dat me verrast doet opkijken.

Ik kijk naar dat jongste meisje. Omdat ik een zin van wel zes woorden heb gehoord. Omdat ik wil zien hoe ze triomfantelijk naar me kijkt omdat ze zonet das ni de betoeling heeft gezegd. Ze begrijpt nu niet alleen de woorden, ze begrijpt ook wat woorden kunnen doen. Gretig zoekt ze uit met welke woorden ze wat kan bereiken. En welke toon er nodig is. Ze wil haar laarsjes aan en voegt dan nog toe: zeker, mama. Ze spreekt in foute voltooide deelwoorden, in de cèche een liedje gezingt, ze vraagt zo lief een botam met konketuur appeplief. Ze hoort ABC, ze zegt aa pee see. 
We lezen boekjes, wel vijf per dag.  Het gaat niet meer over het aanwijzen van een vos of een opant of om het omdraaien van de bladzijden. Het gaat om wat ik vertel, plots is er ook voor haar een verhaal. Bijna kan ik zien hoe ze haar oortjes spitst.

Ik kijk naar dat oudste meisje. Ze leest. Het is een wonder. Het is helemaal niet uniek of bijzonder, maar het ís een wonder. Haar geconcentreerde blik, het vingertje, haar mondje dat de letters vormt, haar stemmetje dat volgt, en hoe ik haar zie denken, hoe ze de woorden maakt in haar hoofd, hoe ze de letters en de dingen met elkaar verbindt. Ze is zo mooi.
Kaas. Ze las het op het marktkraam, nu al weer twee maanden geleden. Ik keek haar aan: ze keek zo blij. En verwachtingsvol. We dachten hetzelfde: ze kan lezen, het kan beginnen, het is begonnen.

Soms kijken Michiel en ik elkaar aan, dan is er weer iets gezegd, dan is er weer iets gelezen. Dan waait de taal in ons huis, mijn hart dartelt mee.