maandag 1 mei 2023

(2) The Chaos - Anno Dijkstra - Kunst op het domein van UPC Duffel

Ik ben gewoon heel erg boos. 

Ik zeg het al huilend. Ik zit in een groepssessie beeldende therapie. We knutselen vandaag rond het thema ‘in beweging’. Ik heb een uur lang verwoed vormen geknipt uit gekleurd papier en daar woorden opgeschreven, zoals nu, misschien en voel. Geen idee wat ik aan het doen ben, maar ver-woed is het juiste woord: de boosheid, de woede ontsnapt via het potlood uit mijn lijf. Dat is blijkbaar niet genoeg dus komen er ook tranen. Ik weet geen raad met mijn boosheid en het geknutsel maakt me gek. Ik verlaat gefrustreerd de sessie. 

Ik las ergens dat de emotie ‘boosheid’ moeilijk is voor veel vrouwen. Mannen mogen gerust eens boos zijn: ach ja, je kent hem, hij ontploft al eens of laat hem maar even razen. Een boze vrouw? Dat is meteen een bitch, een zot wijf, een furie. Mogen meisjes eigenlijk boos zijn? Mag ik van mezelf boos zijn? 

Ik weet niet wat er gebeurde tijdens die sessie. Ik weet ook niet wat er gebeurde voor die sessie, ik weet niet waarom ik boos was of waar die boosheid vandaan kwam. Er is weinig dat ik weet deze dagen. Omarm dat niet-weten, zei de psychiater. Dapper probeer ik dat te doen, maar ik heb eerlijk gezegd geen idee. Hoe dan? 

Na het eten trillen mijn handen nog steeds. Buiten is het opgeklaard dus ik besluit een avondwandeling te maken. Misschien dat ik de boosheid kan wegwandelen of laten uitwaaien. Ik ben nog maar twintig stappen ver en ik voel de boosheid weer razen. 

Dat stomme kunstwerk hier ook. 
Wat is dat nu toch?
Wat doet dat ding hier? 
Wat is dat grijze balk-achtige ding? 
Wie zijn idee was dat eigenlijk? 
Wat dacht die kunstenaar te vertellen misschien?
Moet het zo moeilijk, ja? 



Ik denk terug aan professor Willem Elias die me tijdens mijn studies vertelde over zijn fascinatie voor kunstwerken die voor sommige mensen zó intens zijn, dat ze de kunstwerken zelf aanvallen, vandaliseren. Het is toch ongelofelijk, zei hij met zijn waterige blik boven zijn brilletje, dat kunst zoiets vermag, dat kunst zoveel kan doen met een mens dat hij alle redelijkheid verliest. 

Het verwarde me als prille twintiger. Ik wist al dat kunst voor mij meer mocht zijn dan een aangenaam esthetisch tafereeltje, maar mag kunst zover gaan? En welke verantwoordelijkheid heb je dan als kunstenaar? Interessante vragen, vond de professor, waarop hij vrolijk verder ging met zijn les zonder een antwoord te geven. 

Op het domein van UPC Duffel zijn weinig kunstwerken meteen leesbaar. Maar dit werk? Dit werk enerveert me. Het is te groot. Het is potsierlijk. Het is iets dat ik zou moeten herkennen vermoed ik. Iets dat wordt uitvergroot? In een vreemd materiaal werd nagemaakt? 

Ik wandel acht kilometer langs de Nete heen en weer. Voor ik terug aan de afdeling ben, passeer ik het ding nog eens. Ik zucht. Ik moet het weten, dus eenmaal op mijn kamer klap ik mijn computer open en zoek het op. 

The Chaos
Anno Dijkstra
2018
Acrylaat hars, Pu schuim en hout

De Nederlandse kunstenaar Anno Dijkstra toont de afgebroken arm van een kermisattractie, geabstraheerd en het aantal stoeltjes gereduceerd tot één. De kermisattractie is een overdrachtelijk beeld. Onze maatschappij biedt spektakel en prikkels. Maar ’Van te veel spektakel wankelt men allicht’.  Deze beroemde zin van de dichter/kunstenaar Lucebert, geeft scherp aan dat een teveel aan prikkels een keerzijde heeft. Stevig vastgeklemd in de rubberen banden van stoeltjes, wanen we ons veilig. Echter, in de enorme vermaakmachines met hun grote metalen armen, gemaakt door onszelf, lijkt de menselijke maat zoek. Ze laten zien hoe grotere maatschappelijke en biologische krachten kunnen doorwerken in een individu en deze in haar greep houden.


Daar was ik nooit zelf achter gekomen: de arm van een kermisattractie. 

Zo voelt het inderdaad. Alsof ik niet gewoon uit het leven werd gekatapulteerd; maar alsof ik in een bakje zat, me daar veilig waande, en dan met een stuk van dat leven zelf, werd losgerukt en ergens op onbekend terrein landde. 

Ik kan recht krabbelen en een volgend bakje nemen en weer voor een paar rondjes opstappen. Of ik kan dat niet doen. Ik kan een paar stappen achteruit zetten en naar de attractie kijken: wat verwacht ik eigenlijk van het leven? Kicks en plezier? Schoonheid? Amusement? Afleiding? Is dit de attractie die ik wil? 

Een ritje met de rups misschien? Nee, ik ben bang in het donker.
De botsauto’s? Mijn hemel, ik heb wel genoeg gebotst de laatste maanden en ik ben een zeer slechte chauffeur, dat weet iedereen.
Het spiegelpaleis? Kei hard tegen een glasraam aanlopen, ik zie mezelf met een bloedneus en een dikke buil op mijn hoofd vergeefs tasten naar de uitgang.
Het reuzenrad? Dat is pas een hoogte om van te vallen en zijn die bakjes wel veilig? 

Hier ligt het dan, het kapotte onderdeel. Waar dient het nog voor? 
Hier lig ik dan, welke functie heb ik nog? 

De volgende dagen ben ik milder gestemd. Ik voel me leeg na die onverwachte boosheid. Ik ben hol vanbinnen. Ik wandel weer langs het kunstwerk en mijn ergernis is verdwenen. Het beeld is nu geruststellend: dit kan alvast niet meer gebeuren. Ik ga alvast niet meer in die attractie, ik ga me niet nog eens zo hardhandig laten wegslingeren, met bakje en al. 

Ik heb geen idee wat me dan wel te doen staat, ik dwaal verdwaasd rond op de kermis van het leven.
Omarm het niet-weten, zei de psychiater. 


***

Dit is het tweede artikel in een reeks over kunst op het domein van UPC Duffel. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten