woensdag 1 januari 2014

Oud en koud

Kom maar meisje, ik draag je op mijn rug. 
Wij zien de wereld, watervallen bijvoorbeeld heb je dat al gezien?
In je ene hand een broodje, je andere hand kietelt in mijn nek. En mijn hand in dat van de man die we allebei het liefste zien.


We zijn een bocht verder. Weer een rivier, roep je in mijn oor, we zijn blij deze mooie stroom telkens opnieuw te ontdekken als waren wij de allereerste. 
Kom, we rijden hier omhoog, er is een huisje op de berg. Of nee, het is een vulkaan, en dat moeten we allemaal maar geloven want nu rijden we gewoon de wolken in.
Gaan wij daar wonen? Je stemmetje vanop de achterbank, in je armen hou jij je baby'tje, alsof hé mama, alsof ben ik een mamaatje. 


Het is er koud maar er zijn blokken. We zijn de enige gasten, maar krijgen elk een houten bed.
Dat is geen dons meisje, dat is een deken.
En je slaapt al diep als wij nog altijd wachten op iets om onze maag te vullen.
Het blijft koud, ook tussen ons en zij die hier wonen. 
De zon, de hemel en het meer laten zich heel even zien, de vulkaan blijft zich verstoppen. 


En dan is er weer alleen maar mist om naar te kijken en een bord waarop iets lekkers ligt. 
Met drie truien kus ik mijn lief het nieuwe jaar in.
Ik trek het deken nog even tot aan je kin.
Dat het volgend jaar maar warm mag worden en dat wij de wereld verder kunnen zien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten