zondag 9 februari 2014

En eiglijk ben ik al groot, hé mama?


We ontbijten en plots zijn het geen woorden, maar zinnen die rollen uit haar mond.
En dan moet jij werken papa , in die toren, in die ritjing, por acá. 
En haar vinger wijst de juiste toren aan. Straks zal ze zwaaien, naar boven, misschien dat hij haar ziet.
En dan ga ik naar de Jardín en soms ween ik en soms niet.
En dan ben jij weg en heb i
k dan geen papa meer?
Dat was een vraag. Natuurlijk liefje, ook als ik er niet ben, ben ik jouw papa.
Het is nog vroeg om te begrijpen dat dingen er ook zijn als je ze niet kan zien.
En kijk ik heb een vliegtuig, hier in mijn hand, ik ga straks wel drinken, een momentje, hier is een vliegtuig. 

Achterop de fiets legt ze haar handjes in mijn zij. Zo voelt het voor ons allebei nog dichterbij.
Wat eet een duifje? wil ze weten. Stukjes brood. Dat is niet genoeg, blijkbaar. En waar is haar mama? 
Ik zeg dat ik dat niet weet. Ze is teleurgesteld.
We fietsen verder naar het strand, we zetten ons op een handdoek, maar pas op, want daar is plots een deur. Eerst aanbellen, en dan mag ik binnen,ze geeft me een emmertje wortelpujee, recht uit de zee, zet maar daar, eerst moeten wij onze handen wassen, kom maar. De wortelpuree valt per ongeluk in het zand. Qué pasó? roept ze verbaasd, maar haar ogen verraden dat ze het zelf wel weet.

Ze ratelt door de dag. Dan kom ik naar haar winkel. En zeggen we mevrouwtje tegen elkaar.
Ik heb altijd een eitje nodig, dat weet ze wel zeker. Alles kost twee meter maar ik mag ook betalen met de kaart. En popje moet braaf zijn. En nejens aankomen!

En wat ze vandaag gedaan heeft op de Jardín? Ik heb drie vjiendjes: uno, dos, tres. En dan had ik gesjilderd, en Laura had mij een blanco gegeven, en dan had ik daar amarillo en verde op gedaan, asi en asi. En dan hebben we fruit gegeten maar ik zeg: no me gusta.

Ach, wat is taal?

Wat later zijn we in de echte winkel. We leggen familieyoghurt in ons karretje, dat is met vanille. En dan is ze weg. Haar stemmetje klinkt tussen twee rekken.  Daar staat ze, mama, mama hier ben ik met haar wijsvingertjes op haar buik, om te tonen waar ze is.
Ik druk haar tegen me aan, niet weglopen lieverd, blijf maar dicht bij mij.
Haar handjes gaan in de lucht en ze kletst op haar benen.
'Die Oona toch!' roept ze luid.
Ik had het niet beter kunnen zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten