dinsdag 5 november 2019

Wij drie


Deze zomer hebben Michiel en ik beslist om uit elkaar te gaan.

De herfst is intussen overal. Ook in ons kleine tuintje.
Hoezo, 'ons tuintje', wie is dat nog, ons?

Wat volgt is geen verslag, geen verhaal hoe het dan wel is gegaan.
Dat kan ik niet schrijven, omdat er geen verhaal ís.
Er is alleen een storm.

Rukwinden, striemende regen, wolken zo donker, zo laag, zo dik, het zijn geen wolken meer, het is de lucht die neervalt. Gedonder, zo luid, zo dichtbij, de donder zit in mijn hoofd. Blikseminslagen, net naast mijn voeten, naast die van mijn meisjes. En onvoorspelbaar, geen rust meer, dat raast en raast maar door.

Zag ik de storm komen? Oh ja.
Maar ik dacht er naast te kunnen leven. Beetje naar hier rennen, dan weer naar daar, naar de plekken met heldere blauwe lucht tussen de donkere wolken. Een paraplu open trekken voor de eerste druppels.

In mei liep ik bewust (en zonder jas) een regenbui tegemoet. Er moest iets veranderen. Maar toen belandde ik in een storm, ineens onafwendbaar. Met een snelheid die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Met ons hele gezin.

Ik sta in de ravage. De verwoestende kracht van deze storm is enorm. Geen zekerheden meer, geen wegwijzers. Geen perspectief, geen uitzicht. En ik ben moe, zo moe.
Ik zie mijn meisjes, met hun enorme verdriet, om alles wat ze nu al verloren hebben in deze storm. Ik zie de ravage om ons heen, de ravage in hun hoofdjes, de ravage tussen ons. 
Ons, ons, wie is nog ons. 
Ravage is een woord dat klopt. 



En dan deze foto. Wij drie. In een herfstbos.

Het is een weekend in september wanneer het oog van de storm voorbij is geraasd. We zien er best gelukkig uit, niet? We staan daar op die afgehakte boomstammen toch maar mooi in de verte te kijken. We kijken het leven aan.

Wat je niet ziet op de foto: de man die de foto heeft genomen. De man die me een hand gaf om weer van die boomstam te geraken, want dat was best hoog, ik durfde niet te springen.
Die man was Michiel natuurlijk.

Want we dachten dat dat een goed idee was, nog een weekend met ons vier (ons, ons, wie is nog ons). Het tegendeel bleek waar: nog geen vierentwintig uur na deze foto zijn de meisjes en ik volledig leeg, emotioneel uitgeput, de storm was mee op dat weekend, de teleurstelling dat er geen ontsnappen is, de ontgoocheling dat die storm zo hevig was en vooral, is, tegenwoordige tijd, en tegenwoordig is alles anders, want er is die storm.

Ik heb geen idee hoe ik in de toekomt van zo'n boomstam ga geraken. Ik durf niet te springen. Ik heb geen idee hoe ik mijn dochters daar ga krijgen, hoog genoeg om een horizon te zien, om de weg terug te vinden, om zorgeloos naar beneden te springen en verder te gaan.

Ik moet de schade opmeten. 
Ik moet de windrichting voorspellen. 
Ik moet weten wanneer dit stopt.
Ik moet vooruit, zeggen ze.

Soms huppelen ze gewoon voor me uit, in de wandeling die het leven heet. En dan denk ik: ik haat deze storm, maar wij drie, wij zijn wel onderweg.

Maar dan keert het weer om. De onvoorspelbaarheid, we haten ze. 
Ze vragen ze me hoe ver het nog is, hoe lang nog. Ik weet het niet.
Dan vragen ze of ik de regen, de tranen kan doen stoppen, de wind kan laten liggen, de zon kan laten schijnen. Ik denk: ik kan dit niet.


Ik begon op deze plek te schrijven. Over de theaterstukken die ik zag, over wat ik at, over wat ik dacht, en vooral, over ons.
Maar ons, wat is nog ons. 

Het stormt. Deze blog zit mee in de storm. We zullen zien.

1 opmerking:

  1. en dan zie ik daar drie mooie mensen
    ieder op hun stronk
    en denk 'goed geworteld'
    en hoop dat zij dat ieder mogen voelen

    wat krachtig geschreven Katelijne
    oersterk in zijn kwetsbaarheid en dynamische als de storm
    jullie koersen wel waar je heen moet gaan
    vertrouwen

    liefs Janne




    BeantwoordenVerwijderen