zondag 25 december 2016

Wens.

Voor iedereen.
Voor iedereen die wil.
Voor iedereen die kan.
Voor iedereen die moet.
Voor iedereen die volhoudt.
Voor iedereen die had gehoopt dat 2016 beter zou zijn dan 2015 en dan toch weer niet.
Voor iedereen die hoopt.
Voor iedereen die verlangt.
Voor iedereen die wacht. 

Voor iedereen die durft. 
Voor iedereen die springt.
Voor iedereen die twijfelt.
Voor iedereen die tijd nodig heeft.
Voor iedereen die bang is.
Voor iedereen die boos is.
Voor iedereen die verdrietig is. 
Voor iedereen die mist.
Voor iedereen die verloren is. 

Voor iedereen die kiest. Voor het leven. Voor elkaar.
Voor iedereen. 

maandag 19 december 2016

De ontdekkingen van 2016

  • literaire creatie op de academie van Berchem
Moest je het nog niet gemerkt hebben op deze blog, ik schrijf weer. En graag. En met goesting. Maar dat is nog maar de helft van het goede nieuws. Die lessen op donderdagavond zijn zalig. Mijn klasgenoten hebben zeer goede pennen en het is een plezier om hun teksten te lezen en te bespreken. De docent heeft een eindeloze kennis en zo gaat het over boeken, films, de wereld, vrouwenrechten, armoede en weer over boeken. Ik was bovendien vergeten hoe heerlijk het is om een hobby te hebben. De herhaling, de regelmaat. Het is het beste cadeau wat ik mezelf had kunnen geven. Er is geen plan en dat is goed. Ik schrijf gewoon.


  • het vegetarisch hapje van IKEA
IKEA is een familiaal guilty pleasure. Ik gooi al mijn ethische principes en stellingen over duurzame voeding overboord als het over het IKEA-restaurant gaat. Ontbijten voor twee euro, ik vind dat de max.

Ik was dan ook zeer blij toen er een hele tijd geleden vegetarische balletjes (Grönsaksbullar) op het menu verschenen. Die zijn lekker, maar nu ook niet meer dan dat. Het bijgerecht (en dat wisselt met de seizoen) is vaak wel heel lekker en verrassend. En nu is er dus iets nieuws. Bij de food corner aan de kassa's kan je nu na softijs en hotdogs ook een subliem vegetarisch hapje bestellen. Dat zijn drie van die balletjes op een bedje van groenten en tarwekorrels met een heerlijke, pittige saus. Geserveerd in een bootje, dat eigenlijk een wrap is, dus dat eet je mee op. Geniaal. En dat voor zeventig cent.


  • Noorwegen
Onze zomerreis naar Noorwegen was zo fijn dat we alvast een nieuwe reis hebben gepland. We hebben ons jaar in Uruguay gulzig gereisd in Zuid-Amerika en er is een droom om terug te gaan. Maar nu blijkt dat er ook fantastische natuur te vinden is in Noorwegen, en we zijn dan nog helemaal niet ver het land in getrokken. Ik was er al ooit geweest als tiener maar nu kon ik de weidsheid nog meer waarderen. Kamperen met twee kleine kinderen is leuk, kamperen met twee kleine kinderen omgeven door schitterende natuur, is fantastisch. Een foto die zegt hoe eenvoudig het was om daar gelukkig te zijn, ook al was het niet de eenvoudigste periode in mijn leven. Ik kon nergens beter zijn dan daar.



  • Ivanov van Hanna Bervoets
Wat een boek. 
Ik heb mijn rating op Goodreads aangepast naar vijf sterren. Omdat dat boek maar in hoofd blijft spelen. Het is een heel sterk verhaal, met leuke plotwendingen en spannende personages. Het is een origineel thema. Het is ongelofelijk straf geschreven, in opbouw, structuur maar ook in taal. En dan zijn er nog heel wat theoretische, filosofische, ethische bespiegelingen die het boek heel sluw insluipen. Het was een tip van een van mijn klasgenoten op de academie en wat ben ik blij dat dat net het boek bleek dat ik nodig had. Later nog een uitgebreidere blogpost, want ik las nog wel meer goede boeken. Ik heb nog maar 12 dagen om mijn streefdoel van 30 gelezen boeken te halen.  




  • Lopen op andere muziek
Ergens in de lente ben ik terug beginnen lopen en in de zomer dan voor echt. Sinds augustus loop ik trouw twee keer per week. Ik haal weinig voldoening uit cijfers een persoonlijke records, al deed het wel deugd die keer dat ik tien kilometer liep op een uur. Ik geniet van het lopen zelf, maar niet de eerste tien minuten want dat gaat het nog niet vlot en ook niet het laatste kwartier want dan gaat het niet meer vlot. Waar ik het hardst van geniet, is het denken terwijl ik loop. Ik maak mijn hoofd niet vol, ik vúl mijn hoofd als ik loop. En daar mag dan zelfs nog muziek bij, maar daar ben ik dan wel kieskeurig in. En nu ontdek ik dat ik ook op andere muziek kan lopen dan op beats en elektronische muziek. Muziek van Arvo Pärt, Tabula Rasa doet me zweven. Bijna zestien minuten diep ongelukkig zijn en daar doorlopen. Steve Reich, ik kende al langer zijn 'Phases' maar eigenlijk kan je op alles lopen. 'Music voor 18 musicians' zet ik dan op. Al doet Spotify soms gekke dingen met de volgorde van de nummers en dat is hier hoogst onaangenaam. En gezang van het Hilliard Ensemble. Wat winterzon erbij, vroeg in de ochtend, de dag is perfect en hij is nog maar amper begonnen.

  • Het 5:2 dieet
Zo, dan hoef je dat niet meer te vragen. 5:2 is een dieet dat werkt voor mij. Klaar. Ik zal 2017 een stuk lichter ingaan dan 2016 en daar kan ik licht euforisch over zijn. 

  • Citroenspaghetti in 1 pan
Een tijd geleden veranderde de buurtsupermarkt Peeters Govers in een Albert Heijn. Soms mis ik de PG, soms ben ik zo blij met de hollandse prijzen. De AH heeft alvast een troef: een boekske. Ik lees graag kooktijdschriften, maar geef er niet graag geld aan uit. In zo'n tijdschriften staan altijd veel te veel vleesgerechten. En bovendien stikt het internet van de interessante websites en blogs met goede recepten (Hier en hier en hier en hier en nog tips?). Ook in het boekske van de AH spelen vlees en vis de hoofdrol en wordt er over veggie geschreven als 'toe aan iets anders' en 'het nieuwe eten'. Ik kijk uit naar de toekomst waarin de vegetarische keuken gewoon een vanzelfsprekendheid is, zo was ik onlangs bij Barbik en vond ik het zo aangenaam dat er gewoon een kaart is met gerechten waarvan sommige toevallig vegetarisch. Geen apart veggiehoekje als laatste optie dus. Heel lekker gegeten trouwens, maar ik wijk af. Het boekske van de AH dus. Ik heb er toch al regelmatig een recept uit klaargemaakt en de ontdekking van 2016 was ongetwijfeld de citroenspaghetti in 1 pan. Ik zwier er wel nog wat meer tomaten bij en het smaakt beter in de zomer als die kleine tomaatjes heerlijk zoet zijn. Het is vers eten, super snel, heel lekker door die citroen en maar 1 pan om in de vaatwasser te zwieren, dat lukt dan nog net. En ja, spaghetti moet zwemmen in liters gezouten water, maar ik heb meer weg van een gehaaste moeder dan van een oud Italiaans vrouwtje, dus ik denk daar verder niet over na. Moest ik morgen geen geroosterde pompoen eten, dan at ik zeker dit. 


Zo, zeven ontdekkingen. Een dieet maar ook twee dingen om te eten, that's me. Ik denk dat er nog een tweede deel volgt. 



zaterdag 10 december 2016

Juno I

je neusje, je lippen
hoe je vingertje
- door een boterham of in een gaatje,
overal waar het past
en niet mag
ik kijk jij kijkt
en dan,
mijn kleintje,
die lach

je wijst je een weg door de wereld
zegt ja op tien manieren
en nee, nee is geen nee
nee nog even
als je kan
pak me dan
want dan,
mijn kleintje,
die lach

je proeft het leven,
chocola en klanken
verzint woorden
en laat het smaken
je geniet
en ik dan weer van jou
zingen, zullen we zingen
en dan
mijn kleintje,
die lach

je draait handjes en rondjes
zaait sokken
en verzamelt kruimels
ik til je op en snuif je
strijk mijn lippen langs je wang
sluit mijn ogen
maar slechts heel even
want je lach,
mijn kleintje,
en dan

oh, ik tel uren af
tot ik weer dat buikje
die voetjes
je haren en je ogen
je stemmetje, stap stap door de kamer
tot ik weer,
mijn kleintje
die lach





----
Opdracht: portret van een geliefd persoon. 

maandag 5 december 2016

Hendrik, Frans en de rode lippen.

File

Hendrik staart naar de mist die hem nu volledig omsingelt. Zijn blik vindt geen rust.
Zijn de mistlichten aan? Ja.
Afstand houden. Rustig blijven. Traag ademen.
Het zijn toch zeker de mistlampen? Of is dat die knop? Nee, ja. Dat zijn de mistlampen.

Het wordt erger. Alles sluit zich.
Nu is er niets. Er is niets voor hem. Leegte. Het einde van de wereld.
Daar houdt het op en hij rijdt er regelrecht in.
Zijn handen verkrampen rond het stuur. Zweet parelt op zijn voorhoofd.
Zijn blik schiet opzij. Er rijdt een rode auto naast hem. Er zit een dikke rode jas in de auto. En rode lippen. Hij hapt naar adem en blijft kijken. Rood, rood, rood. Er is nog wereld, er is nog kleur.

Daar! Let op!
Hij trapt zo hard als hij kan op de rem.
Hij staat stil. Er is niets gebeurd, alles is in orde.
De wereld is weg maar overal knipperen rode lichten. File.
Hij kijkt snel weer links. Er is geen rode auto te zien.
Jammer, hij wou weten van wie die auto, van wie die jas, van wie die lippen, van wie dat rood.



Kermis

Dat moet hem zijn. Donker haar, een meter tachtig. Normaal gebouwd, zoals hij zelf had geschreven.
Zo’n neus is niet normaal. En zo’n wenkbrauwen al helemaal niet. Of beter: wenkbrauw, enkelvoud, want die loopt als een harde lijn doorheen zijn gezicht.
Nu ziet hij haar, zijn blik kruist de hare.
Ze trekt haar mondhoeken omhoog en loopt naar hem toe. Ze let op haar stap, de ene voet elegant voor de andere, haar heupen laat ze wiegen. Waarom weet ze niet precies.

Ze staan tegenover elkaar.
Zo, zegt hij, dat rood staat je goed.
Sorry dat ik laat ben, zegt zij, file.
Ik ben blij, zegt hij, blij dat je er bent.
Ze zegt niets.
Om niet naar zijn wenkbrauw te staren, kijkt ze rond zich heen. Er is veel lawaai, er knalt muziek, verschillende liedjes door elkaar. Er zijn zo weinig mensen. Waar is iedereen?

Ik heb al kaartjes voor het spookhuis, zegt hij.
Hij wijst naar de overkant, naast het wafelkraam.Subtiel slaat hij zijn arm om haar jas en duwt haar vooruit. Ze moet mee. In een fractie van een seconde is ze op een plek waar ze niet wil zijn. Niet daar, niet met die man, niet nu, nooit.
De deuren slaan dicht en dan zijn ze alleen. In het donker. Er is niets. Haar ogen moeten wennen, gewoon rustig blijven. Maar er komt niets, er went niets, ze ziet niets. Ze draait haar hoofd naar alle kanten, er is geen licht te bespeuren. Ze strekt haar armen achter haar rug, ze tast voor zich uit. Niets. Ze hoort stemmen, ver weg. Gegil. De baslijn van de muziek. De wereld is er nog, het is donker, maar de wereld, ja, niet panikeren nu. Haar adem versnelt. Ze zet een stap, haar armen maaien om haar heen. Ze schreeuwt, ze valt. Hij grijpt haar, ze voelt hoe hij haar naar zich toetrekt,  hij houdt haar vast, zijn armen zijn ergens, haar hand glijdt over hem, ze wil hem grijpen, waar is hij, daar, hier, vel, zijn gezicht, de wenkbrauw. Ze voelt de weerbarstige haren onder haar handpalm, ze voelt zijn warme adem. Zo blijven ze staan, in een vreemde houding, haar hand pal op zijn gezicht. Verder herinnert ze zich niets.




Burenruzie

Frans staat op zijn oprit. Hij moet op uitkijk hebben gestaan, hij heeft gezien hoe hij de hoek omdraaide en is dan uit zijn eigen huis gelopen, over de lage heg gestapt en op de oprit gaan staan. Met zijn benen gespreid en zijn armen gekruist. Het is grotesk.

Niet doen, maant hij zichzelf aan. Gun het hem niet. Hij rijdt tot vlak voor de voeten van Frans, legt de motor stil en stapt uit.
Nu niet Frans, zegt hij.
Hij slaat het portier toe.
We moeten praten, zegt Frans.
Alsjeblief, zegt hij, niet nu. Ik moet..
Wel nu, zegt Frans, gij en ik. Want ik ben het beu.
Hij drukt op de sleutel. Biep, biep. Tegelijk met de biep komt het besef dat dit het laatste was dat hij moest doen.
Frans spert zijn ogen, zijn wenkbrauwen gaan omhoog. Het is doodstil, ze bewegen niet. En dan gebeurt wat ze allebei verwachten. Het alarm schiet aan en loeit door de straat.
Hij draait zich om en wil zich naar de auto haasten, op het knopje duwen, maar Frans grijpt hem bij de arm.
Ziet ge wel, zegt Frans, het is weer van dat. Het is niet hersteld zoals gij beweert. En ik zal u zeggen, het is ook niet kapot, nooit geweest. Ge doet het expres.
Frans moet luid roepen om het alarm te overstemmen. Zijn greep is sterk.
Laat me los, zegt hij, ik zal het afzetten, laat mij.
Nee nee, zegt Frans, ge begrijpt het niet hé, ik heb er genoeg van. Ik zal u eens wat zeggen vriend. Ik stond vandaag een uur vast in de file. Gewoon stil. Niks. Die mist, weet ge wel. En ik zat rustig in mijn auto te denken. En ik hoorde het. Ik hoorde uw alarm. Dat zit in mijne kop. Zo ver hebt ge het gedreven. Ik word gek, door u, door uw alarm.
Hij staart Frans aan. Het alarm loeit verder. Hij rukt zich los en loopt naar de auto.
Rocky! Rocky!, schreeuwt Frans.
Pijlsnel springt de hond van achter de heg zijn oprit op. Hij blaft luid, en komt recht op hem af.
Niet de hond, niet de hond!
Hij verstijft. Het beest staat nu tussen hem en de auto en kijkt hem brutaal aan, zijn ogen priemen, en hij gromt, een diepe grom, het klinkt als het ultieme dreigement.
Zijn lichaam verkrampt, de autosleutel valt uit zijn hand, het alarm stopt. Alles valt stil, er gebeurt niets. Hij kan niet bewegen. Rocky blaft niet, gromt niet, maar staart hem nog even agressief aan. Frans staat nog altijd op dezelfde plek.

En dan stapt zij uit de auto. De rode jas, de rode lippen. Ze ziet lijkbleek. Het is doodstil.
Frans, Hendrik, de hond, ze kijken haar allemaal aan. Het alarm begint terug te loeien.

----
Opdracht: schrijf drie zeer korte verhalen met als titel File - Kermis - Burenruzie.


woensdag 30 november 2016

Dagboek - november

Maandag

Ik ben te laat. De trein is te laat. De trein is te vol. Mijn jas is te warm. Mijn tas is te zwaar. Mijn hoofd is te moe. De koffie in een wegwerpbeker is te heet. De stad is te lelijk. Het regent.

Het kan nog. Ik kan nog terug. Ik ga naar huis. Ik ga ergens lékkere koffie drinken. Ik neem een bad. Ik ga slapen, zomaar, in het midden van de dag. Ik ween.

Maar ik loop verder. Niet omdat ik geen excuus vind, ik zou zelfs eerlijk durven zijn. Er is teveel verdriet, het spijt me, beste baas, vandaag kom ik niet. Ik loop door. Niet omdat ik wil werken, maar omdat ik dat eigenlijk nog minder wil, me overgeven aan de pijn. Ik vraag me of dat toch niet eens moet, doorgaan in het verdriet, zeggen de therapeuten dat niet, of is dat bij iedereen anders en kan het ook zo, geleidelijk, tranen die prikken en hoogstens een natte halve wang?

Daar is al de eerste e-mail, het eerste vergaderverzoek, de eerste collega, hoe was je weekend, best fijn.


Dinsdag

Ik zoek een papier van de mutualiteit in het rommelbakje. Plots hou ik in mijn handen de envelop. Mijn naam staat erop, met zwarte pen geschreven, een beetje uitgeveegd. Wat een mooi geschrift. En zit een blad in waarop de cover staat geprint van het boek dat hij wou kopen, vorige kerst. Revue Lanoye, een verzameling columns van Tom Lanoye. Er zat ook een briefje van twintig euro in, want hij was er niet geraakt, in zijn favoriete boekenwinkel.

Ik weet niet meer wat, maar ik heb iets anders gekocht met het geld.

Ik wil dat boek niet kopen, ik wil dat boek niet lezen. Ik wil dat het altijd het boek blijft dat hij voor mij had willen kopen. 


Woensdag

Lut heeft als verrassing chocoladeletters gekocht. De K (melkchocolade), de M (pure chocolade), de O (melkchocolade met nootjes), de J (witte chocolade).

Ik vind het zo lief. Ik wring een glimlach op mijn lippen, maar het knettert in mijn hoofd. Jaren geleden was een chocoladeletter iets exotisch. Iets wat papa speciaal uit Nederland meebracht voor ons, voor de vier kinderen de eerste letter van onze naam. Ook Michiel kreeg een letter, hij hoorde al snel bij ons gezin.

Ik open de M, want ik eet eigenlijk alleen maar puur.

Hij zou dat wel geweten hebben.

Nee. Stop. Het is gek om mezelf te betrappen tot het verdraaien van een herinnering. Hij zou dat misschien niet hebben onthouden, nee. Ik berg de letters op in kast. We zullen ze allemaal opeten, en ik zal me elke keer afvragen of hij het nu wel of niet zou hebben geweten, dat ik kies voor puur. 


Donderdag

- Had je geweend toen opa Jo dood ging?
- Ja meisje, dat weet je toch? Dat heb je toch gezien?
- Maar ik bedoel toen hij storfde. Toen.
- Toen hij stierf? Op dat moment?
- Ja.
- Ja, toen weende ik.
- Wel spijtig hé. Nu kan hij niks zien. Als je dood bent, zie je niks.
- Nee, dat is jammer. Wat zou je willen dat hij ziet?
- Juno bijvoorbeeld. Dat zij zo schattig is. Of dingen van mij. Op school ofzo.
- Gelukkig heeft hij jullie wel veel kunnen zien.
- Hij ziet mij graag, hé mama?
- Ja lieverd, hij ziet jou graag.

Ik hoop dat dit blijft duren.
Praten over opa. Ook in de tegenwoordige tijd. 


Vrijdag

Zijn we nu ingeschreven voor die quiz met ons familieploegje? Ging ik dat regelen? Of niet? Ik scroll terug, in een lang gesprek. Ik lees dat mijn ene broer aankondigt dat ze het huis hebben gekocht. Ik lees dat mijn andere broer zegt dat zijn appendix er zo meteen uit gaat. Ik lees dat mijn zus naar Legoland zal gaan met haar gezin. En plots scroll ik tussen fragmenten van de ellende. Hoe de chemo was. Dat we zullen bellen. Dat hij nu slaapt. Ik scroll snel weer naar het nu. En ik vraag of we nu zijn ingeschreven. En ‘De Morreeltjes’ als ploegnaam? Onze naam, zijn naam. 


Zaterdag

Three pieces? You can go over there.

Spreekt ze Engels omdat dat hoort bij het imago van deze winkel? Of omdat ze geen Nederlands kan? Ik vraag het me af terwijl ik de oorzaak van mijn helletocht, - winkelen op zaterdag in de stad - uit trek: een broek die veel te groot is en slobbert rond mijn lijf. Ik moet een nieuwe jeans.

Ik heb vier broeken uit de wanordelijke stapels geplukt, ze zijn allemaal te groot. Ik zou blij moeten zijn, trots, ik ben niet één, maar twee maten dunner, maar ik voel me ellendig.

Everything ok over there? Can I help?

Ik gluur langs het gordijn en zie hoe het meisje kapstokken ordent. Behendig draait ze de haken in dezelfde richting en spant ze een rekker rond een tiental stuks.

Ik stamel wat in het Engels over grote en kleine maten. Met een plotse nederlandse alsjeblief. Het meisje kijkt me vrolijk aan en wipt van achter haar kleine toonbank.

You want a skinny, right?

Ik plof neer op het kleine krukje in mijn versleten onderbroek en ik wacht.

Hij droeg een skinny, op het laatst. Dat vond hij erg grappig. Dat hij dat nog mocht meemaken. 
Een skienie begot. Van de hasjenem!
Ik lachte zuur toen, bleef staren naar zijn uitgemergelde benen, naar dat krachtige lijf waar zo weinig van over bleef.
Ik was zo blij dat hij een nieuwe broek had, dat hij er toch nog op een of andere manier goed uit wou zien.
Ik was hondsverdrietig dat een skinnybroek mijn vader van 61 jaar perfect paste. Ik ben het nog steeds. 


Zondag

Ik ben wakker.

Naast mij een warm groot lijf, dat heel zachtjes ademt. Ik hou zelf mijn adem in om mijn liefste te horen. Hij ademt traag en diep. Ik sluit mijn ogen, leg mijn handen op mijn buik en probeer mee te gaan, met hem. Het gaat niet, ik slaap niet. Ik kan even gaan kijken.

Ik sla het dekbed open en trippel naar boven. Ik duw zachtjes de deur open en zie een halfbloot kleuterlijf. Dat ademt. Ik dek haar terug toe en ze zucht. Een diepe zucht waarmee ze zich terug in haar slaap rolt, alle lucht eruit om dan langzaam en rustig terug in te ademenen. Op dat moment hoor ik nog een zucht. Ik sluip zachtjes naar de andere kamer en daar ligt mijn kleine grote baby op haar buik gelukzalig te slapen. Ze smakt heel zachtjes. Ze ademt heel stil. Ik leg even mijn hand op haar rug, want ik wil het voelen. Het inademen, het uitademen.

Ik kruip terug in mijn bed en geef me dan toch maar over de gedachte die ik probeer te mijden. Hoe het ademen stopte.

Nee, het stopte niet, het stokte niet, het hield niet op.

Het verdween.


-----

Welkom om ook een beschouwing te lezen bij dit dagboek.

Beschouwing: u mag mijn dagboek lezen.

Het zit zo.
Ik volg Literaire Creatie aan de academie in Berchem. De opdracht twee weken geleden was 'dagboek'. Dat is het fijne aan de opdrachten, veel instructies komen er niet bij kijken en dan is het heel prettig om te merken hoe verschillend die opdrachten worden ingevuld.

Eigenlijk wou ik iets doen rond de dagboeken van Adrian Mole (die toevallig de vorige les ter sprake kwamen om een andere reden). Ik wou ze herlezen en weten of ik het nog altijd zo ontzettend grappig vind zoals toen ik zelf een puber was. Ik wou weten wat het dan zo grappig maakt en of ik daar iets van zou kunnen leren.

Het draaide anders uit. Ik schreef namelijk een echt dagboek, recht uit mijn echte leven. Maar dan wel bewerkt, herwerkt (wat je in een echt dagboek natuurlijk niet doet) als een literaire tekst. Ik twijfelde om de opdracht in te dienen. Het was net een emotionele week. En wou ik dat wel, feedback over mijn eigen dagboek? Maar ik stuurde de teksten door, mijn klasgenoten en de docent lazen de tekst, en het werd een fijne en interessante les. Bijzonder, dat wel, want maar liefst vier dagboekteksten in onze klas gingen over het verlies van een ouder. Ik was blij dat ik me over mijn twijfels had heengezet, ik had de juiste keuze gemaakt. De juiste keuze om dat dagboek te schrijven, de juiste keuze om de tekst te durven delen.

Maar dan twijfelde ik opnieuw. Want de voorbije weken heb ik hier op mijn blog al een aantal schrijfopdrachten gedeeld en dat vind ik eigenlijk heel fijn. Zou ik ook die dagboektekst...?

Ja. Hier mag u mijn dagboek lezen. En wel hierom.


  1. Het is mijn tekst en het is mijn blog. Ik mag doen en laten waar ik me goed bij voel. Dat zou de volgende puntjes overbodig maken, maar zo eenvoudig is het dus blijkbaar niet.
  2. We sukkelen allemaal met ons verdriet. Met dat grote verdriet (vers en groots, scherp en intens) weet ik nog wel blijf, in tranen en woorden. Maar wat met dat sluipende, de kleine dingen die me in een seconde doodongelukkig kunnen maken, terwijl het net details zijn waar ook zo veel geluk in zit? Dit is dan mijn hoop: dat iemand hier iets aan heeft. Troost is ambitieus. Maar misschien een beetje zachtheid. Als een propere zakdoek. Het helpt niet maar het helpt. (tip)
  3. Ik ben best tevreden van deze tekst. Ik vind het stilistisch zelfs goed. Ik voelde me hier best schuldig over, alsof ik mijn eigen emoties misbruik in het belang van de schoonschrijverij. Maar ik zat fout. Dat ik flarden uit mijn dagboek durf herschrijven, durf bekijken als woorden, zinnen, constructies, als elementen van een tekst... dat stelt me gerust. Er is veel verdriet, elke dag, en het is niet min, maar ik kan er ook vanop een afstand naar kijken. Ik kan het afleggen, als een gedragen hemdje op een stoel, en er naar kijken. Ik kan het terug aantrekken als ik wil, altijd, maar het hoeft niet. Ik kan dit, ik wil dit, ik doe dit. 


woensdag 23 november 2016

Voorlezen - 6 klassiekers

Hier is het altijd voorleesweek. Het komt maar uiterst zelden voor dat er een dag niet wordt voorgelezen. Er zijn de traditionele tien minuten voor het slapengaan. Maar Oona weet er vaak ook tussendoor nog een boekje af te pitsen, ook bij toevallig passenderde oma's en opa's. Op het moment dat er iets in de oven of op het vuur staat te pruttelen, ruikt ze haar kans. Soms dek ik dan toch de tafel, laad de vaatmachine uit en begin de keuken op te ruimen. Maar heel vaak bezwijk ik ook. Zeker als ze een leuk boek heeft uitgekozen om te lezen. Hier 6 klassiekers die nooit teleur stellen.




Elmer is weer favoriet. Opa Jo heeft haar het boek gegeven en erbij vertelt dat het enkel mag worden gelezen als het bijpassende dekbed op haar bedje ligt. Daar wordt dus niet van afgeweken. Ik vind de verhalen een tikkeltje te moralistisch, maar ik smelt voor de lach van Elmer.








Jip & Janneke, ik gok dat elk verhaaltje nu toch al drie keer is voorgelezen. Maar Oona haar geheugen is kort, de verhaaltjes zijn dat ook, en ze weet dat ze er dus soms een tweede kan afpitsen. Die verhalen zijn ondertussen echt oud: een paardenkar die groenteafval komt ophalen? Sigarendoosjes?










Tom Schamp, ik hou van zijn tekeningen. Ik hou niet van die typische zoekboeken (er staat netjes in de kantlijn of onderaan wat je moet zoeken) maar wel van dit soort prentenboeken. Want er is zoveel in te ontdekken. En het heerlijke is dat Tom Schamp er ook allerlei woordgrapjes in verstopt. Ik vind het alleen jammer dat we hier een kleine versie hebben van Otto in de Stad, want dit soort boek, dat verdient een groot formaat.






Circus Chapito vind ik prachtig. De prenten zijn geknutselde miniaturen die heel mooi gefotografeerd zijn: met papier en karton wordt een prachtige circuswereld gecreëerd die heel mooi wordt uitgelicht. Het is ook heerlijk lang verhaal, opgedeeld in een paar stukken van het perfecte nog-even-en-dan-naar-bed tijdsduur.








Het is natuurlijk de tijd van het jaar, maar nu heeft Oona er écht de perfecte leeftijd voor: Sinterklaas van Charlotte Dematons. Oona kijkt nauwkeurig na welke cadeautjes allemaal voorradig zijn in het gigantische huis van de Sint. En we hebben in dit boek ontdekt dat de Sint een kat heeft. Dit boeken lezen we het liefst aan tafel, zodat we heel zorgvuldig kunnen kijken. Het is ook het enige boek denk ik waar Oona meer dan twee minuten alleen naar heeft gekeken.





Van Mug tot Olifant is een prachtig dierenboek van Ingrid & Dieter Schubert. Dat duo heeft heel veel mooie boeken, maar dit vinden wij met z'n allen zo'n mooi boek. Omdat er een vliegende eekhoorn instaat en een tekening van rups tot vlinder. En het is best gedurft, want er gaan ook dieren dood en er zijn hyena's en gieren die zich tegoed doen aan de resten. Maar het eindigt mooi. En achteraan staat er ook een soort index per pagina voor kinderen die willen weten wat dat dier is (een wezel dus).






In een volgende blogbericht moet ik dan eens hebben over Juno haar boekjes. Ik zal proberen daar niet mee te wachten tot de voorleesweek van volgend jaar!

zaterdag 19 november 2016

Drenkeling


Ik werd meegesleurd, zegt ze.

Ik werd opgetild, met een enorme kracht, ik had geen enkel verweer.

Meters ver werd ik meegesleurd om weer te belanden waar ik al was. Een enorme kracht, bruut geweld, voor niets, om terug te zijn, terug in de eindeloze zee. Maar dat bedacht ik later. Op dat moment dacht ik niets.

Ik hield mijn ogen wijd open, zegt ze.

Het zoute water schuurde mijn oogbollen, mijn mond, mijn keel, ik slikte en verslikte me. Het zout drong in mijn lijf, langs mijn mond, mijn neus, mijn oren, mijn huid, overal zout. Het zout vrat aan mijn binnenste, ik werd uitgehold, ik verdween, mijn lichaam als een uitgedroogde cocon, als een lege gekwetste schelp.

Het was geen verrassing, zegt ze.

Ik dobberde al zo lang, ik had de golven gezien, hoe ze ontstaan, hoe ze verdwijnen. Ik had het schuim gezien, de luchtbellen, het spel van blauw en wit en grijs en bruin, de kleuren die leken te wedijveren om hun bestaan. Ik had het verwacht, maar het was niet wat ik had verwacht. Het was zoveel meer, het was zo intens, zo totaal. Ik was reddeloos en toch, niet in paniek.

In een flits zag ik de bootjes, zegt ze.

Gele strepen door het water, en waren dat geen hoofden, waren dat geen mensen? Zij zagen mij niet.

Het was zo stil, zegt ze.

En het was zo luid. Onder water klinkt alles gedempt, dof. Maar het was zo luid, het bruisen, het stromen, het water dat neerslaat op water, de klap van de golf die breekt. Er kon geen geluid meer bij, niet van mij, niet van de wereld aan de rand van het water, zo luid, maar zo stil, zo nabij.

Dat fluistert ze.

Ze staren naar de horizon. De vulkaan, de zwarte, donkere slierten aan de horizon.

Hij zegt niets. Hij wacht.

En dan golft hij om haar heen. Hij werpt zijn lange lijf over het hare, hij omarmt haar, hij omsluit haar, hij werpt zich als een schil om haar tere wezen. Hij verzwelgt haar, hij overspoelt haar met zijn warmte. Hij kust haar en hij proeft zoet, het zoetste zoet, zijn warme lippen.

Je bent mijn drenkeling, zegt hij.
Ik red je.



----------------------
Opdracht: Kies een beeld, schrijf eerst objectief wat je ziet, dan subjectief wat je voelt en tenslotte, een tekst. Dit is dat laatste gedeelte. 

dinsdag 15 november 2016

Anita zegt.


Het komt goed, zegt Anita.
Anita is een strontwijf. Ze doet alsof ze mee in de shit zit, maar eigenlijk staat ze gewoon naar hem te kijken, net zoals iedereen.
Een betaalbaar appartement vinden in deze stad? Geen probleem. Een job vinden met een arm die spastisch is? Maak je geen zorgen.

Anita is dom. Anita weet niks. Anita moest eens weten. Nee, zij rijdt vrolijk rond met haar gezinswagen, op het venster hangt nog kwijl van haar kind. Het heeft geen zin om naar de carwash te gaan, Anita, als ge de binnenkant van uw raampjes niet eens kuist. En doe dat niet met zo’n spray, Anita, dat is rommel. Dat is zever in pakskes, zou zijn vader zeggen en hij heeft gelijk. Ook al zegt die mens niet meer veel, niet omdat hij niet kan maar omdat hij niet wil. Hij is een keikop, zei zuster Lucie vorige week. En wat verwachten ze dan dat hij daaraan gaat doen? Zijn vader opvoeden? Hem in de hoek zetten, hem aanmanen dat hij lief moet zijn tegen de verpleegsters en dreigen dat hij anders zijn zondagse Duvel wel kan vergeten?

Anita kan hem geen geld lenen, Anita kan geen goed woordje doen bij haar ex-man die bij de stad werkt, Anita kan niet met hem meegaan naar de mannen van de elektriciteit om uit te leggen dat het probleem bij hén ligt en niet bij hem.

Anita kan niks, behalve zeggen dat het goed komt. Anita is een strontwijf.

----

Opdracht: een tekst van 250 woorden

maandag 7 november 2016

Een detail.

Er fonkelt geen nieuwe ster.
Ik voel zijn blik niet vanuit de hemel of waar dan ook.
Er zijn geen tekens, geen toevalligheden.
Ik voel geen aanwezigheid, geen waas, geen walm of geen warmte.

Er is niets, hij is weg.

Ik wil redelijk zijn, lief en begripvol en knikken naar wie dit wel ziet en voelt en hoort.
Maar ik kan het niet, moeilijk, amper.
Ik word boos en verdrietig en wil schreeuwen (Onzin! Hou op met die onzin!) maar ik kom niet veel verder dan triest staren in de verte.

Ik benijd ze wel.
Niet om wat ze zien of voelen (want ik kan niemand benijden voor iets dat ik helemaal niet wíl) maar wel voor het gevoel erbij. De troost die volgt.

Maar er is misschien iets anders.

Papa gaf me een hele tijd geleden een bundel van Maud Vanhauwaert. Een dichteres en performer die ik om verschillende redenen bewonder. Die bundel past perfect in de handtas die ik die dag droeg, en is daarin blijven zitten.  Hij zit daar goed. Ik heb er nog amper in gelezen, maar het boekje is me dierbaar. Ik heb het gekregen, ik bewaar het voor later, ik spaar. Alsof het wijn was die alleen maar beter kan worden.
Papa had het boekje gekocht in de Buchbar, waar we uiteindelijk nooit samen zijn geraakt, omdat het toen plots winter werd en koud en een rit naar de stad onoverkomelijk was.
Er plakt een heel klein, handgeschreven prijsetiketje op. En dat detail, hier, in deze werkelijkheid, waar ik niet in moet geloven of dat ik niet moet voelen, dat detail dat ik zie, waar ik mijn vingers over kan laten glijden, stiekem met mijn hand in mijn handtas, dat geeft mij troost.



Ik zie het voor me, hoe hij die bundel uit een rek neemt, staart naar dat beeld van die omgekeerde neushoorn, het boekje met een handige beweging omdraait, in een flits gecharmeerd is door dat handgeschreven mini prijsetiketje en met plezier betaalt en met vast en zeker ook een compliment voor het meisje daar achter de bar. Dank voor de lekkere koffie. En het boek. Hij wrijft met zijn grote handen over het kartonnen zakje waarin de bundel zit en steekt het in zijn tas. Hij zet zijn hoed op zijn hoofd en loopt naar buiten. Het is een beeld dat ik verzin en toch is het helemaal echt.

Dat iedereen
bij elk verdriet
een detail vindt
dat troost.



zaterdag 5 november 2016

Sneller met twee

Veluwe, 2 november 2016, half acht 's ochtends, het miezert. 
We zijn ontsnapt uit een bungalow van onze twee dochters (dank u mama).
En wij lopen. Iets te laat om herten en reeën te zien, hopeloos te laat om de heide in bloei te zien. En toch een verademing na steeds dezelfde looptoer in het park aan de rand van de stad. Een bos in de herfst, een smal pad over de heide. 
Hij loopt veel sneller, zijn benen zijn veel langer. Maar hij wacht, hij onthoudt de weg en we zijn beiden trots op mij, dat ik dat dus zomaar doe, een uurtje lopen, en er mateloos van geniet. 


Punta del Diablo, Uruguay, april 2014.
Nog een stuk idyllischer. En zonder slaaptekort, zo te zien. Wat een gloed op onze gezichten.


Blijven lopen, ik moet vooral blijven lopen.
Morgen nog maar eens.
En dan plannen maken om dat toch vaker samen te doen.

maandag 24 oktober 2016

Vragen staat vrij

Ze was verslaafd aan de vragenrubriek in een tijdschrift dat ze elke week in de krantenwinkel kocht. Ze liep de winkel binnen, dinsdag iets na acht in de ochtend.

Wat is uw favoriete tijdstip van de dag?

Ze loopt naar het tijdschriftenrek, de damesbladen, links achteraan. Ze heeft geen haast en haar blik dwaalt rond. Langs de verjaardagskaarten, de notablokken, de kranten, de sigarettenhulzen. Alsof ze misschien overweegt om ook een set van zes roze pennen mee te nemen. Of een stickerboek.

Wat is uw dierbaarste bezit?

Haar tijdschrift is het derde van links, maar ze kijkt eerst naar de andere, ze slaat het hare over. Ze ziet een vrouw met lange zwarte haren, elegant gekleed in een bruine mantel en met een grote, vreemde hoed. Ze ziet een hond van een ras dat ze niet kent, iets klein en wit en met grote tanden voor een kleine bek. Ze ziet een man op een moto, in een scherpe bocht.

Zou u liever een man willen zijn?

‘Kan ik u helpen, mevrouw?’
Nu pas ziet ze de verkoper. Het is een andere. Deze is jonger, en groter. Hij staat kaarsrecht achter zijn toonbank en kijkt haar onwennig aan. Het is vast nieuw voor hem: deze winkel, de geur van de kranten, de namen van de kooktijdschriften, de prijzen van het snoep voor de kinderen.

Welk beroep zou u voor 1 dag willen uitoefenen?

Ze glimlacht naar hem. Hij blijft haar aankijken, alsof er niets veranderd is. Was het geen goede glimlach? Leest deze man, hij is best mooi, geen gezichten? En dan toch, als was het met vertraging, wordt haar lach en blik beantwoord.

Wat vindt u mooi aan uw lichaam?

‘Deze alsjeblief. En een Win For Life’.
Hij wijst met z’n vinger het bedrag aan in de rechterbovenhoek van het tijdschrift en tikt de cijfers, heel traag, in op zijn kassa.
‘En een Win For Life. Even kijken.’

Wat is uw dierbaarste wens?

Hij vist een stapeltje lootjes van onder de toonbank. Hij ritst door de lootjes, alsof het een boek kaarten is. In een handige, snelle beweging vormen de lootjes een waaier in zijn hand.
‘Maakt u maar een keuze, mevrouw’.

Ze voelt een kriebel in haar buik, ze voelt een soort opwinding, onrust, maar niet onaangenaam. Haar ene hand rust op het tijdschrift, alsof het al het hare is. Met haar andere hand trekt ze aarzelend een lootje uit de waaier.

Wat is uw grootste twijfel?

De krantenverkoper kijkt haar aan en vouwt de lootjes terug samen.
‘Vier euro vijftig samen, mevrouw’.

Ze betaalt, neemt het tijdschrift en het lootje, en loopt de winkel uit. Achterwaarts. Alsof ze haar hoofd, haar lichaam niet mag draaien, niet kan draaien. Ze doet drie stappen naar achter, hij blijft naar haar kijken, zij naar hem. Ze botst tegen een stapel kranten aan, draait zich dan toch maar om en met twee grote passen staat ze buiten, op de stoep. Ze voelt zijn blik, door de etalage, tussen de stationsromans en de kinderrugzakken door. Ze bladert snel en trefzeker naar de voorlaatste pagina. Vragen staat vrij, haar rubriek. Ze leest niet verder dan de eerste vraag.

Gelooft u in het lot?


vrijdag 21 oktober 2016

#5 Theater dat nog altijd in mij woelt... en wat ik niet heb gezien.

Twee herinneringen die mijn liefde voor theater hebben bepaald, maar die ik niet heb gezien. Dat ging zo.

Ik was een jaar of zes, denk ik. En ik liep met mijn mama, mijn papa en mijn grote zus in een schouwburg. De muren en de vloer, alles was tapijt. Ik herinner mij dat ik door die brede gangen rende, met mijn handen de zachte muur aaide.
Er was een theaterzaal, met rode zetels, zware gordijnen. Op het podium stond een auto. Een echte auto!
En toen mocht ik niet mee. Want ik was te klein. Papa ging met de grote zus.
Ik. Mocht. Niet. Mee.
Het is een vage, verre herinnering. Maar ik voel de teleurstelling nog, de onrechtvaardigheid. Ik dacht dat het Herman van Veen was, met Alfred Judocus Kwak. Ik heb het mijn papa eens gevraagd, hij herinnerde zich niets, van deze herinnering leek weinig te kloppen. In 1987 (toen was ik nog maar vier) was er wel een voorstelling in de Koningin Elisabethzaal in Antwerpen... Later heb ik Herman Van Veen verschillende keren gezien. Met papa.

Of ging het dan toch helemaal niet hier over?

Ik was net geen twaalf, bijna te groot voor de banken in de lagere school. Er was me iets verschrikkelijks overkomen: ik had een theatervoorstelling het KJT (nu HETPALEIS) gemist.
De juf zei dat het niet erg was. Het was niet fijn. Het was iets met een hele hoge schommel en dan een meisje dat heel gek zat te zingen, heel hoog. Nee, het was echt niet goed, ik had echt niets gemist.
Ik was razend. Ik was helemaal zeker dat ik het wél goed had gevonden. Ík zou het wel begrepen hebben.
Ik heb sinds die dag in mijn hoofd een perfect beeld van die scène, die ik dus nooit heb gezien. Een hele lange schommel, met planten die mee omhoog slingeren (zoals in Kulderzipken). Het meisje draagt een lange witte jurk. De scène is heel donker, er is een blauwig licht. Ze zingt, het is onverwacht luid, het zijn geen woorden. De schommelt beweegt bijna niet, je moet heel goed kijken. Het is een prachtige scène, daar in mijn hoofd.

-------

Een reeks blogposts over theatervoorstellingen die me hebben geraakt, die me zijn bijgebleven. Het is een reeks die al lang in mijn hoofd zit, nu schrijf ik het eindelijk eens op.Ik schrijf over theater dat diep in mij verward zit, dat in beelden naar boven komt op, onverwacht en onverhoeds. 


#1 De Tolbrug
#2 The Broken Circle Breakdown featuring the cover-ups of Alabama
#3 Ten Oorlog
#4 Marius, Fanny & César

zondag 16 oktober 2016

Het is herfst in mij

Het is ochtend, nog vroeg, en ik ga lopen. In het donker, in de regen.
Het park krabbelt traag recht uit zijn duisternis, de bladeren die nog niet gevallen zijn, houden me een beetje droog. Bijna glijd ik uit over een glimmende kastanje, bijna loop ik in een grote plas. Maar ik voel me sterk, ik bruis, ik voel kracht en ik loop.

Maar dan. Een gedachte.
Het is herfst, denk ik, besef ik, misschien zei ik het hardop.
En ik huil. Want ik mis hem. Ik mis hem verschrikkelijk. Het heeft nu wel lang genoeg geduurd, ik kan wel even zonder hem. Maar nu is het genoeg. Het is al herfst, het is verdorie al herfst.

De laatste maanden, zijn laatste, leefde ik met de seizoenen. 

Tussen zijn huis en het onze loopt de Antwerpse ring. Er is een brug, een fietsersbrug van hier naar daar, over lawaai en fijn stof. Je mag er zelfs niet op fietsen, maar daar hebben we ons nooit veel van aangetrokken. Al kwam hij liever te voet. De laatste keer vlak voor de winter. Hij neemt rustig zijn hoed af en legt die zachtjes op rand van onze zetel. Dát gebaar.

Ik wijk af. 

Die brug, het bijzondere is de hoogte. Net voor je afdaalt, fiets je enkele meters tussen de kruinen van de bomen. Zie je plots duizend takken en amper stam. Op gelijke voet met een paar reuzen ven vele jaren oud. Je fietst daar precies recht het seizoen in. 

In de koudste week van vorige winter ging het plots niet meer. De trap: het was te veel. De kleinkinderen samen: het was te druk. Een boek: nee, niet meer. Dus ik fietste in de ijzige kou over de brug, tussen de lege eenzame takken, naar mijn vader, hij had koud. In mijn fietszak zat een speciaal thermoshirt voor hem. Hij kreeg het warm, ik ook. Hij was dankbaar, ik ook. 

En dan werd het toch nog lente. Ik fietste en iedere keer zag ik meer lente, daar in de bomen. Oona zag het ook, en zo hadden wij gesprekken, op weg naar opa Jo, over wilgenkatjes, knoppen en knopen, over bloesems. Ze kon ze bijna aanraken, achterop de fiets, die roze bloesems daar en de gele bloesems daar. Het was lente en hij was er nog. Een zacht briesje kwam zijn kamer binnen, een gedicht leek voor ons geschreven. Het was lente, er was geen hoop, maar wel vertrouwen, dankbaarheid voor het leven. Zo benoemde hij het, zo knikte ik.

Een tijd later fietste ik in een bui van bloesemblaadjes, de lente op haar einde. Winter voorbij, lente voorbij en het zou geen zomer meer worden. Op een dag met veel regen, met donder, nog meer regen en donker donker alles donker, stopte zijn seizoen, stopte, zachtjes, zijn leven. 


Ik kwam de zomer door . Ik weet niet hoe. Warm van zonnestralen, blij door groen en overdaad, van liefde, van het leven. Zo moet het zijn gegaan. 

Maar vandaag loop ik door het park, in de herfst en ik word overvallen door gemis.
Juno zal wankele stapjes zetten tussen herfstblaadjes, hij zal het niet zien. Oona zal fier een versje over de herfst voordragen, ik loop over van trots, ik zie mezelf in haar, en hij zal het niet zien. We kunnen geen blik wisselen en weten dat we hetzelfde denken.

En ik fiets over die brug, in een regen van gekleurde bladeren, veel te weinig kleur voor het grijs van de ochtend. Ik fiets die paar meters tussen kruinen die nog maar half zijn wie ze waren. 

Ik ben moe, ik voel me zwak, het is herfst in mij, ik mis mis mis.

In de namiddag gaan we naar de Plantentuin van Meise en is de herfst zacht en warm. Het helpt niet, maar het verzacht. 



dinsdag 11 oktober 2016

Dagje Rotterdam

Een laat verjaardagscadeau voor onze mama... een mini citytrip met haar vier kinderen.

Uniek, ik denk eigenlijk niet dat we dat ooit eerder deden, wij vier met ons mama op stap met een leeftijd waarop we niet meer vragen 'is't nog ver'. We hadden dus wat in te halen.

Het werd Rotterdam en het was geweldig, onder een zalige herfstzon.

We persten ons met vijf in het kleine autootje van mama, vonden de parkeergarage niet en zetten ons dan maar op straat (veel te duur), maar hop, we waren weg. Het is heel fijn dat wij eigenlijk min of meer dezelfde dingen leuk vinden, dus het was de hele dag peace and harmony, iets wat ik mij niet kan herinneren van vroegere tijden. Fikfakken, zoals ons papa dat dan noemde, was onze favoriete gezinsbezigheid, en daar was zaterdag niets van te merken. Volwassenheid, stel je voor.

We maakten eerst een wandeling naar de hippe 'Kaap' en de buurt Katendrecht. Over de mooie Amsterdambrug, naar de Feniks Food Factory voor een koekje en een sapje. En dan verder over de 'Hoerenloper' langs oude pakhuizen en loodsen. Ik dacht aan ons eigen Eilandje in Antwerpen en Puerto Madeiro in  Buenos Aires en ik was content.



We maakten een havenrondvaart met Spido. Een grote toeristische boot met een geluidsbandje (ocharme de Fransozen, tegen dat het aan hen was, waren we allang voorbij die molen, dat ene schip, die droogdokken,...) maar het was toch tof. Mijn jongste broer werkt als matroos bij de Antwerpse sleepboten en als ik hoor hem daar graag over vertellen. Ik hoop dat ik ooit eens mee kan.

Tijd voor lunch en dat deden we bij Hopper Coffee. Zéér lekkere koffie en broodjes.
Door de Witte de Withstraat dan naar Museum Boijmans Van Beuningen. Een kunsthistorisch tripke met een paar heel mooie werken. Een eerste hoogtepunt in de inkomhal, met een heel toffe garderobe-installatie, het was alsof ik met ons mama in een kermiskraam stond (wat we nooit deden als kind, dus we hadden nog wat in te halen).



Ik volgde wat van de uitleg in de app die geen app is, en ik was blij soms toch wat meer details te weten. Er hangt een heel mooie versie van de Toren van Babel van Bosch. Wat hou ik van dat verhaal, toch iets uit de bijbel dat is blijven hangen. En zowaar nog een oud werk trof me, de val van Ixion van Cornelis Cornelisz van Haarlem. 

 En een familieportret...



We wandelden verder richting Centraal Station en helemaal terug, dóór het ziekenhuis (ahum, vraag maar niet wie verantwoordelijk was voor de route) naar de Euromast. Dat was voor mij toch de verrassing van de dag, want is een uitzichttoren niet gewoon een uitzichttoren? Nee dus.
We waren er bij zonsondergang, op het gouden uur, heel mooi als je dan naar die haven kijkt. En na de lift naar een platform, neem je plaats in een rond-attractiepark-achtig ding (wat wij nooit deden als kind, dus we hadden wat in te halen) en al ronddraaiend heb je dan een prachtig uitzicht over Rotterdam. Het was allemaal veel mooier dan mijn gsm-camera je doet geloven.









We schoven de voetjes onder tafel bij Dewi Sri, voor een Indonesische rijsttafel. Lekker, maar drink geen wijn of bier want dat was pijnlijk smaakloos. Gezellig en nog altijd zonder gefikfak.

We reden naar huis met een stukje Tony's Chocolonely-chocolade in de mond, puur met gember en citroen. Een stukje chocola, zonder boterham erbij, dat kregen wij vroeger nooit, dus we hadden wat in te halen.

woensdag 5 oktober 2016

Doodgewone dingen/kleine gelukjes

  • Handige oplossingen. Dat klinkt IKEA-achtig en zo is het ook. Ik bedoel dan het scheermes-houdertje in de douche. De keerborstel-houder tegen de deur van de berging. De broodmachine die op een speciaal daarvoor voorziene uitrolbare plank staat. Onze uitrolbare wasdraad. Topgerief. 
  • Groene golf bij verkeerslichten, met de fiets weliswaar. De Singel bij nacht is ideaal. De Antwerpse Singel lijkt een drukke weg, maar 's nachts (pakweg vanaf 01u) is het rustig én overzichtelijk. Ik probeer vaak van Deurne tot Berchem naar huis te fietsen zonder 1 voet aan de grond te zetten. Eens is het mij ook gelukt vanaf Wommelgem. Als mijn groene golf onderweg wordt verstoord door een rood licht, dan geniet ik er mateloos van om dóór het rood te fietsen. Ik ken die weg zo goed, ik wéét van welke kanten auto's kunnen komen met welke snelheid... het opzoeken van dat risico, dat is niet verstandig maar bijzonder prettig. Een brave meid zoals ik, moet haar rebellie halen uit dit soort kleine handelingen.
  • Kruisende berichten of e-mails. Net hetzelfde antwoorden op net hetzelfde moment in een lange e-mailconversatie. Heerlijk. Of net hetzelfde antwoord sturen op een berichten-ketting. Of net je telefoon vast hebben om te telefoneren en telefoon krijgen van die persoon. Waanzinnig blij word ik daarvan
  • Terug in een broek/kleed/rok passen. Oh.
  • Een magazine van achter naar voor lezen. En dan liefst in een koffiebar. En dan het liefst het magazine van De Standaard in het weekend. Want daar staat achteraan de rubriek 'doodgewone dingen' van Lilith. En dus ook...
  • Andere mensen hun kleine gelukjes lezen. 
  • Koopjes. Een puntje waar ik me wat voor schaam. Het is zo hebberig. Zo gierig. Maar ik kocht deze week regenlaarsjes (4 euro!) en een verzorgingskussen-hoes (1 euro!) op een tweedehandsbeurs. Ik reserveerde een bungalow voor de herfstvakantie aan een derde van de prijs. Schoentjes voor Juno (heel schattig) in een outlet van een dure schoenenwinkel. Kètsssjing! Geld dat ik dan kan uitgeven aan een heel dure (maar super praktische) wasdraad, ik zeg maar wat. 
  • Dingen die net zo lekker zijn als ze eruit zien. Goud werd gewonnen door de deli van Ottolenghi in Londen. Heel hoge verwachtingen, het zag er allemaal fan-tast-isch uit en zo smaakte het ook. Muffins scoren op dat vlak doorgaans slecht, ik waarschuw u en herinner mezelf. 
  • En nu we het er toch over hebben... Muffin of Chihuahua? Vrolijk! Ik word daar vrolijk van!

  • Nog even naar mijn slapende dochters voor ik zelf ga slapen. Die lijfjes. Het zuchten. Dat is geen klein geluk, dat is een groot, heel groot geluk.
  • De geur van gebak. Van brood. Van alles eigenlijk wat in de oven zit. Het feest begint met de geur, de verwachtingen worden aangescherpt,...Het wachten. Loeren door het raam. De geurwolk als je de ovendeur opendoet. En vooral: even buiten gaan en dan terug binnenkomen. Aaaaaaah.

maandag 3 oktober 2016

#4 Theater dat nog altijd in mij woelt: Marius, Fanny en César.

Ik weet het niet zeker. Het kan zijn dat ik eerst 'Marius' zag, en pas later 'Fanny' en dan pas de trilogie 'Marius, Fanny en César'. Ik weet het niet meer.  Maar ik herinner mij een voorstelling in het daglicht, aan de Schelde. Comp. Marius, toen nog De Onderneming.

Marius, Fanny en César, op een andere locatie...

Ik herinner mij tonijn. Ik had nog nooit tonijn gegeten die niet uit een blikske kwam.
Ik herinner mij de tekstzegging van Waas Gramser. Origineel, gek en toch authentiek.
Ik herinner mij de humor, de mopjes, de misverstanden. Ik was oprecht verbaasd dat het succesrecept van F.C. De Kampioenen (want daar lijkt het op een of andere manier sterk op) tóch kon werken bij mij.
Ik herinner mij wijn, door de acteurs zelf geschonken in een waterglas en nu nog doet wijn in een waterglas mij verlangen naar de zomer, naar een tribune in openlucht en niks anders moeten dan drinken en kijken.

Fan geworden en gebleven, ik probeer toch elk jaar iets van hen te zien. Onlangs zag ik Figaro (in herneming) en ik was blij. Het doet deugd dat theater plezant mag zijn. Comp. Marius gaat voor de lach, en ze doen dat goed. Zoals ik al zei, Waas Gramser haar tekstzegging is geniaal. Kris van Trier zijn gevoel voor timing is memorabel. Het spel met rekwisieten en decor is zo uitgepuurd en juist.

Bij Figaro dacht ik na een tijd: super, fijn, ik geniet, maar ik heb het wel zo'n beetje gezien. Tot er plots een dansfeest is op een houten palet en alles klopt: wat er wordt gezegd en hoe er wordt gedanst, hoe de acteurs bewegen. Daar hadden ze me weer.

Figaro, hier niet met Stefaan Degand maar zo zag ik het wel.

Wat spelen ze volgende zomer? En wie wil er mee?

--------


Een reeks blogposts over theatervoorstellingen die me hebben geraakt, die me zijn bijgebleven. Het is een reeks die al lang in mijn hoofd zit, nu schrijf ik het eindelijk eens op.Ik schrijf over theater dat diep in mij verward zit, dat in beelden naar boven komt op, onverwacht en onverhoeds. 


#1 De Tolbrug
#2 The Broken Circle Breakdown featuring the cover-ups of Alabama
#3 Ten Oorlog

dinsdag 27 september 2016

#3 Theater dat nog altijd in mij woelt - Ten Oorlog

Het voordrachtlokaal lag op de hoogste verdieping: oude aluminiumramen en vale gordijnen en altijd te warm of te koud. Daarnaast was het lokaal waar ik repertoirestudie volgde, daar was het klimaat iets beter. Ik was later ingestroomd in de academie, dictie en voordracht van de lagere en middelbare graad doorgehuppeld en dan moest er plots ook repertoirestudie. Dat klonk saai. Maar het werd het beste wat mij toen kon overkomen.

Eva zat in dat lokaal, lachte naar mij en vroeg hoe het met me ging. Plots was ik volwassen, werd er met mij gepraat alsof ik ook iets wist, iets kon, iets verlangde in dit leven dat zo gek nog niet was.

Eva liet mij Marchel Duchamp zien. Eva liet me Kurt Schwitters lezen. En Eva nam me mee naar Ten Oorlog. Dat moesten we zien, de herneming in de Bourlaschouwburg. We hadden de laatste kaarten. Op het allerhoogste balkon, wat ik nadien nooit meer open voor publiek heb geweten.

Ik herinner me misschien meer het evenement dan het theaterstuk. De lange uren, de pauzes tussenin (het was een warme dag, mei 1999). Ik heb toen bedacht: ik ben hier, ik ben erbij, ik maak dit mee. Ik herinner me weinig meer dan een loodzware koningskroon en acteurs die een tekst zeiden op een manier die ik nog nooit had gehoord maar die me deed luisteren. Ik vond het allemaal prachtig en heftig.

En dit hing op mijn kamer, jarenlang.


Alleen maar letters. Ik wist niet waarom ik dat mooi vond, waarom ik net dit gebrek aan beeld verkoos in mijn kleine kamer. Typografie weet ik nu. Gert Dooreman. Ik zou het zo terug ophangen op mijn slaapkamer.

--------


Een reeks blogposts over theatervoorstellingen die me hebben geraakt, die me zijn bijgebleven. Het is een reeks die al lang in mijn hoofd zit, nu schrijf ik het eindelijk eens op.Ik schrijf over theater dat diep in mij verward zit, dat in beelden naar boven komt op, onverwacht en onverhoeds. 


#1 De Tolbrug
#2 The Broken Circle Breakdown featuring the cover-ups of Alabama

vrijdag 23 september 2016

CultuurNet verhuist

Het is maar een plek.
12 minuten wandelen van Brussel centraal. Al heb ik ook al strakkere toptijden neergezet. Met hakken, en de kasseien zijn niet lief: het zebrapad aan de straat omhoog richting Grote Zavel en de Sint Gisleinstraat zelf, schoenmakerkosten werden niet vergoed. Daar dus, in de Marollen. Bijna in de schaduw van het justitiepaleis. Onderaan de openbare lift, de topattractie van Brussel wat mij betreft. Tussen het Vossenplein en Kapellekerk. Tussen de antiquairs en de vintageshops. De beste Libanees. Lekkere broodjes van een hipster met snor. Patricia's shop met outlet-lingerie en den Delhaize waar ik veel te veel maaltijdcheques heb uitgegeven aan slechte slaatjes.

Ach, het is maar een plek.
Met een vergaderzaal (den één) om te staan, of te hangen op zo'n onhandige kruk. Met een mooi uitzicht over Brusssel en die man in bloot bovenlijf in dat hele smalle huis. Met een vergaderzaal (den twee) om te zitten waar het licht altijd te fel is en ik zoveel mogelijk vlucht naar de juiste kant. Nog een klein kot (den drie) met altijd rommel, altijd achtergelaten koffiekoppen en altijd een wanordelijke bib waar altijd wel iemand eens werk van wil maken. Een salon, met rode Ikea-zetels en een ingewikkeld werkschema op het whiteboard. Met vloertegels in de vorm van puzzelstukken. Met een lekkende keukenkraan, een poetsvrouw die rookt in de gang, een klein terras waar ik nauwelijks kwam. En het gezoem. Het eeuwige gezoem van de airco die niets anders lijkt te doen dan dat: zoemen. 



Het is maar een plek. 
Ik zat aan een bureau in ongeveer elke hoek van dit kantoor. Ik heb schema's getekend op elk mogelijk bord en altijd geknoeid met het koppelen van laptop met de tv's of beamer. 
En dan is er nog die lift, met de uitgang op min twee en dat is dan toch gewoon op straatniveau. Het was in 2008 de bijna laatste dag van mijn eerste CultuurNet periode. Ik was samen met collega Julie op partnerbezoek geweest, het was warm, ik had dorst, ik had er genoeg van, en ja, die lift deed al een tijdje raar. Anderhalf uur later zijn we eruit ontsnapt. Er is een ijzeren plaat en een hamer aan te pas gekomen. Veel koelbloedigheid van Julie, want ik kon niets op dat moment. Twee werkmannen die me er zo ongeveer hebben moeten uithijsen. Ik ben er dagen niet goed van geweest en de collega's ook niet want die lift was enkele weken buiten gebruik. Vandaag voor het laatst. Nog eens getoeterd, zoals vaak op vrijdag. 
En een vrolijk momentje met Julie in de lift. 





Het is maar een plek, en het nieuwe kantoor in Molenbeek (of de kanaalzone voor wie dat geruststellender vindt) is niet af, nu is er een tijdelijk pop-up kantoor. Ik wou dat het hip klonk, maar het klinkt als chaos. Het is maar voor even. 
Maar ik kijk uit naar die nieuwe plek, aan het kanaal. Een andere route, met de fiets binnenkort. Een andere schikking, een opgeruimd archief, een andere zetel.
En zonder gezoem.



woensdag 21 september 2016

Had je me tien jaar geleden gezegd...



een weinigzeggende foto als bewijs

  • dat ik om 6u45 uit mijn bed zou wippen om te gaan lopen, dan zou ik je vol ongeloof hebben aangestaard. Ik had nooit gedacht dat ik €140 zou uitgeven aan een paar loopschoenen én dat ik die ook vaak uit de kast zou halen. Ik begon te lopen tijdens ons jaar in Uruguay en ik loop nog steeds, soms veel, soms weinig. Ik had een slechte nacht en dat was er helemaal uitgelopen na een dik uur. Ik loop nog steeds traag, wordt voortdurend voorbij gestoken en ik mis elke vorm van competitiedrang. Maar ik loop. Alleen spijtig dat het Middelheimpark nog lang niet open is op dat uur, anders had ik om 8u 's ochtends mijn portie kunst ook al gehad. 
  • dat ik naar heel andere muziek zou luisteren, dan zou ik wellicht mijn schouders hebben opgehaald. Ik kocht toen nog cd's van Anouk. Om maar te zeggen. Ik luister vooral muziek tijdens het lopen en deze afspeellijst heeft me de voorbije weken ver gebracht. Tips welkom want de motivatie zit altijd beter met de juiste tunes. 
  • dat die acne toch ooit zou minderen, dan had ik je heel dankbaar aangekeken. Op mijn zestiende had ik stiekem, zonder medeweten van mijn ouders, een afspraak gemaakt bij een dermatoloog en een zware medicijnenkuur gestart. Dat middel is intussen verboden omdat het een ware aanslag op je lever is. Het hielp, maar kortstondig. Op mijn twintigste zat ik te huilen bij de huisdokter omdat ik de puberteit nu toch gepasseerd was en meer acne had dan ooit. Op mijn vijfentwintstige zat ik daar opnieuw te huilen en was het duidelijk dat geen middel, geen pil, geen eetgewoonte, nee, niets, zou helpen. Maar kijk, na twee zwangerschappen, lijkt het erop dat mijn gezicht doorgaans puistenvrij is. Er is nog wel eens een dikke vuilaard, maar niets vergeleken met een paar jaar geleden. Mijn huid is beschadigd en ik kan alleen maar dromen van een mooi, zacht, egaal velleke, maar ik zie er toch een stuk beter uit. Fingers crossed dat het zo blijft en dat ik af en toe in de spiegel kan kijken en denken, hé, het is ok.
  • dat ik al negen jaar lang naar Brussel zou pendelen, dan had ik eens goed gelachen. Pendelen, was dat niet iets voor mannen in maatpak met een aktetas? 
  • dat ik tijdens een gewone werkdag allemaal woorden gebruik zoals conversion, CTA's, user retention, bounce rates, wireframes, API en rich snippets, dan waren mijn oren beginnen tuiten. Een collega heeft me enkele dagen geleden uitgelegd wat een progressive web app is en ik vond het heel interessant, al begreep ik niet alles. Waanzin. Wat heb ik een fijne job. Enkele maanden geleden is er veel veranderd bij CultuurNet, daar moet ik misschien eens over schrijven. Ik kreeg het voorstel om product manager te worden, en ik heb dat woord zelf moeten googelen. Maar het was een goede beslissing om er voluit voor te gaan, want man, wat doe ik dat graag. Er is nog zoveel werk te doen. Customer feedback, activity driven e-mails en liquid content en patatipatataaaaa. 
  • dat wij in een huis zouden wonen dat we zelf hebben gebouwd, dan had ik dat niet geloofd.  Zelf gebouwd is wel een dikke leugen want wij hebben daar nu eens werkelijk niks zelf aan gedaan. Maar deze foto dateert dus al van zes jaar geleden (het krot dat er stond was net gesloopt, de nieuwbouw moest dus nog beginnen) en intussen woon ik hier heel, heel graag. Het is te klein, vandaag weer een pijnlijk ongeval (voor Oona dan toch) in de smalle badkamer, maar het is hier heerlijk. Het was een droom van Michiel waar ik vrolijk ben in mee gegaan en intussen begin ik zelf over 'als we nog eens een huis bouwen, dan...'. Zottekes. 
  • dat ik een roman zou hebben geschreven, dan had ik wellicht meteen kritisch gevraagd ja maar, echt uitgegeven enzo? Nee. Niet uitgegeven. Van enkele uitgeverijen zelfs geen antwoord gekregen en mijn mooi manuscript (ondanks de daartoe voorziene postzegels) niet terug ontvangen. Boehoe. Op goede dagen ben ik gewoon trots op mezelf dat ik die droom heb nagejaagd, dat ik er voor ben gegaan en dat heb afgewerkt, dat dat boek er ís. Op slechte dagen voel ik me dom en klein en naïef en vol van mezelf en wat dacht ik nu, komaan. Ik ben heel benieuwd hoe ik hier binnen tien jaar op zal terugkijken.
  • dat ik twee prachtige dochters zou hebben, dan zou ik heel hard glimlachen en stamelen 'echt?'
    Echt dus. Wij hebben het groot lot gewonnen. Alle clichés zijn waar, en onze meisjes zijn de schoonste en tofste kinderen die er zijn. Het is nu al acht jaar geleden dat wij middenin de klote-shit (sorry, maar zo was het echt) zaten omdat zwanger worden maar niet lukte. En nu zijn ze daar, mijn lieverds, mijn schattekes, mijn alles. Ik kus mijn beide pollekes elke dag maar ik kus vooral hen, op die zachte babyhaartjes, die kriebelbuikjes, die nekjes,... Knuffels en kussen heb je nooit genoeg, dat is ons gezinsmotto en zo gaat het elke dag. 


maandag 19 september 2016

#2 Theater dat nog altijd in mij woelt - The Broken Circle Breakdown featuring the cover-ups of Alabama

Johan Heldenbergh heeft niet toevallig 'held' in zijn naam.
Grote man, mooie stem, ogen die vlammen maar ook zo kunnen twinkelen, die eindeloos kan charmeren en zo verstandig is, bedachtzaam en met een sappig accent en ... Ah nee, ik ging het over theater hebben.

Copyright: Kurt Van der Elst

Johan Heldenbergh schreef deze tekst samen met Mieke Dobbels, die ook meespeelde in de theaterversie. Ik zag die theaterversie in de foyer van HETPALEIS, een plek die mij nog nooit heeft kunnen charmeren. Niet om een glas na een voorstelling te drinken, niet op een van de feestjes,... Er is teveel beton. Ik herinner me dus nog de teleurstelling toen bleek dat de voorstelling niet zou plaatsvinden in de grote zaal, of dan toch op z'n minst de serre, daar helemaal bovenaan in het gebouw, maar in de foyer zelf. Op gewone stoelen zitten dus, op een podium met wat zwarte doeken.
Zorgen om niets. Want al na enkele minuten was ik helemaal mee, vertrokken in het verhaal.

Ik had gehoord dat het goed was en kaartjes gekocht. Ik wist niet wat te verwachten en dat was, achteraf gezien, deels de verklaring van de enorme impact van deze voorstelling.

Ik heb niks met countrymuziek. Of was dat nu bluegrass? Johnny Cash wordt hier eens per jaar opgezet en dat is dan dat. Dat is een enorm voordeel van theater: live muziek, hier dus gebracht door de the Cover-ups of Alabama. Dat is zo'n andere beleving waar geen surround systeem van een cinemazaal tegenop kan.

En dus, dat verhaal. Dat spel. Johan Heldenbergh was er niet, dat was Monroe. Geloofwaardig van het eerste tot het allerlaatste woord. Van elke zucht, elke speekseldruppel die uit zijn mond vloog, elke blik naar Elise. De verliefdheid, dat herinner ik me nog. De tomeloze liefde. En dan, heel snel, dat onmetelijke verdriet. De tirade van Monroe tegen religieuze fundamentalisten, dat kwam zo hard binnen... ik werd er bang van, en ongemakkelijk. Het voelde alsof ik in mijn hele leven nog niet één werkelijke emotie had gehad en geen recht op een mening over wat dan ook. Ontzag, dat is denk ik wel een goed woord.

Het gaat over hoe moeilijk het is om samen te leven, samen te blijven. Zo graag willen, allebei, en niet kunnen. Dat hakte er serieus in. Je best doen is verdorie niet genoeg.
Het is de enige voorstelling ooit die me heeft doen huilen. Niet de prikkende ogen, de krop in de keel, maar tranen, tranen, tranen.

En natuurlijk viel de film tegen. En ik kan alleen maar zeggen: je hebt iets gemist met deze voorstelling. Er is dit filmpje (dat al erg gedateerd aandoet) maar dat toont helemaal niet hoe het was.

Intussen heeft Will the circle be unbroken nog een andere, persoonlijke betekenis gekregen. Het was het lied dat papa heel graag, live gezongen, in zijn afscheidsviering wou. En zo ging het ook. Het gekke is dat dit lied op twee manieren bijzonder is,vergroeid met twee herinneringen, en dat dat kan. Het ene verdriet laat het andere ook teren op diezelfde banjoklanken. Ik vind dat wel goed zo.

--------

Een reeks blogposts over theatervoorstellingen die me hebben geraakt, die me zijn bijgebleven. Het is een reeks die al lang in mijn hoofd zit, nu schrijf ik het eindelijk eens op.Ik schrijf over theater dat diep in mij verward zit, dat in beelden naar boven komt op, onverwacht en onverhoeds. 


#1 De Tolbrug