Er fonkelt geen nieuwe ster.
Ik voel zijn blik niet vanuit de hemel of waar dan ook.
Er zijn geen tekens, geen toevalligheden.
Ik voel geen aanwezigheid, geen waas, geen walm of geen warmte.
Er is niets, hij is weg.
Ik wil redelijk zijn, lief en begripvol en knikken naar wie dit wel ziet en voelt en hoort.
Maar ik kan het niet, moeilijk, amper.
Ik word boos en verdrietig en wil schreeuwen (Onzin! Hou op met die onzin!) maar ik kom niet veel verder dan triest staren in de verte.
Ik benijd ze wel.
Niet om wat ze zien of voelen (want ik kan niemand benijden voor iets dat ik helemaal niet wíl) maar wel voor het gevoel erbij. De troost die volgt.
Maar er is misschien iets anders.
Papa gaf me een hele tijd geleden een bundel van Maud Vanhauwaert. Een dichteres en performer die ik om verschillende redenen bewonder. Die bundel past perfect in de handtas die ik die dag droeg, en is daarin blijven zitten. Hij zit daar goed. Ik heb er nog amper in gelezen, maar het boekje is me dierbaar. Ik heb het gekregen, ik bewaar het voor later, ik spaar. Alsof het wijn was die alleen maar beter kan worden.
Papa had het boekje gekocht in de Buchbar, waar we uiteindelijk nooit samen zijn geraakt, omdat het toen plots winter werd en koud en een rit naar de stad onoverkomelijk was.
Er plakt een heel klein, handgeschreven prijsetiketje op. En dat detail, hier, in deze werkelijkheid, waar ik niet in moet geloven of dat ik niet moet voelen, dat detail dat ik zie, waar ik mijn vingers over kan laten glijden, stiekem met mijn hand in mijn handtas, dat geeft mij troost.
Ik zie het voor me, hoe hij die bundel uit een rek neemt, staart naar dat beeld van die omgekeerde neushoorn, het boekje met een handige beweging omdraait, in een flits gecharmeerd is door dat handgeschreven mini prijsetiketje en met plezier betaalt en met vast en zeker ook een compliment voor het meisje daar achter de bar. Dank voor de lekkere koffie. En het boek. Hij wrijft met zijn grote handen over het kartonnen zakje waarin de bundel zit en steekt het in zijn tas. Hij zet zijn hoed op zijn hoofd en loopt naar buiten. Het is een beeld dat ik verzin en toch is het helemaal echt.
Dat iedereen
bij elk verdriet
een detail vindt
dat troost.
Ik zit in de trein. Een traantje drupt van de onderkant van mijn kin en maakt een vlekje op m'n t-shirt. Mensen kijken een beetje vreemd maar ik ben blij dat ik mocht meelezen met jou vandaag. Het is fijn te voelen en te weten dat ik niet alleen bent met m'n verdriet want verdorie ik mis hem...
BeantwoordenVerwijderen