maandag 29 mei 2017

Een jaar.

Ik mag blij zijn.

Ik mag blij zijn, wij hebben nog zoveel moois gehad.
Ik mag blij zijn, wij hebben afscheid genomen. Niet dat we heel bewust die laatste woorden hebben uitgesproken. Maar we wisten allebei die kus, dat woord, het zou ons laatste kunnen zijn.
Ik mag blij zijn, hij is kunnen sterven zoals hij wou. Thuis, zonder veel pijn. En met een afscheid in zijn regie.

Ik mag blij zijn, voor dat jaar en een half. Het was uitputtend, de medische molen met elke keer een ticketje voor een volgende rit chemo, pillen en misselijkheid. Maar op een jaar en een half is veel gebeurd, twee kleinkinderen, hoe geweldig is dat.


Ik mag blij zijn, met dit moment. Met deze foto. De ziekte al duidelijk leesbaar in droeve ogen die toch glinsteren van zoveel klein geluk. Op die zachte buik waar ik ook heb gelegen, en waar maanden later niets van over zou blijven.

Ik mag blij zijn. Met mijn zus en broers, we hebben elkaar. Mijn mama, mijn tantes en nonkels, zijn vrienden.
Ik mag blij zijn, er is nog zoveel gezegd. Tussen hem en mij, maar ook tussen hem en anderen. Er zijn nog dingen goed gekomen.

Ik mag blij zijn, dat hij toch dit heeft gezien. Hoe ik ben uitgegroeid tot wie ik ben, gelukkig met mijn gezin, met mijn dromen voor het leven.
Ik mag blij zijn, voor alles wat ik nog heb kunnen doen. De reis naar Noorwegen plannen, liters sorbet maken, bloemen halen voor die verpleegster die zoveel voor hem betekend heeft.
Ik mag blij zijn.
Wat een vader. Wat een geluk.


Een jaar later.
Ik ben niet blij.
Ik heb verdriet.
En ik ben boos, nog steeds.
Ik heb schroom om dit te schrijven, maar het is zoals het is.

Dus neem mijn rouw niet af.
Laat mij het verdriet.
Laat mij niet blij zijn.
En laat mij proberen. Om dit ook zelf te laten.
Laat mij proberen mij niets te ontzeggen van wat ik diep vanbinnen voel.

woensdag 24 mei 2017

Op straat.


Zo voelt spijt dus.
Ik had tranen verwacht. Snikken. Drama.
Maar het is niet meer dan dit: ik voel me leeg en ik staar.
Ik staar naar mijn lelijke zelf.
Ik roep. WAT HEB JE NU GEDAAN?
Geen antwoord.
Mijn eigen stem klinkt hard in de lege ruimte van mijn binnenste.

Ik weet het.
Ik heb zelf alles naar buiten gesleurd.
De meubelen van mijn innerlijk. De zetel van de twijfel. De ladekast voor mijn geheimen. De boekenkast met verzonnen romans met goede afloop die ik zo vaak heb doorbladerd.

Het was mijn eigen keuze.
Ik heb mezelf op straat gezet.
Ik gunde mezelf niet langer onderdak.
De blote hemel maakt me klein maar ook vrij.
Dacht ik.

Ik had erover nagedacht. Gepraat met mezelf. Gepraat met de andere, in gedachten, goed wetende: dit is niet waar, dit is wat ik verzin.
Het is niet zo gegaan. Het is niet gegaan. Het is niet.

Ik sta hier op straat, alles raast aan mij voorbij. Ik heb koud en ik wil slapen.
Ik wil niet slapen want misschien word ik wakker met nog minder dan wat ik nu al heb. Met nog meer spijt die ik in mijn zakken prop terwijl ik doelloos door mijn leven loop.
Ik heb geen plan, ik heb alleen maar spijt.

Ik staar alsof er oplossingen zullen verschijnen. Betere versies van mezelf. In mooie huizen, onder dekentjes en er speelt Chopin.

Ik ril en hoop de spijt eruit te zweten.
Ik zweet en hoop dat spijt verdampt door mijn verhitte hart. 

Ik staar en zie mezelf.
Ik ben de fout. Ik wens mezelf te corrigeren.

woensdag 17 mei 2017

Traditie

Het is die tijd van het jaar.
En wij zijn zo van die mensen. Die alles opsparen.
Alle paperassen gaan op de stapel.
En vanavond is het tijd voor de stapel.

Vanavond triëren wij het leven van het voorbije jaar.
Er passeert een medische ingreep, een attest omdat we centen hadden gestort voor een rechtszaak tegen vuile roofvogelbusiness, een zwemkamp met die mega strenge meester, het waanzinnige bedrag dat we besteden aan kinderopvang, een onbegrijpelijk document van mijn groepsverzekering (ik probeer af te leiden wanneer financieel gezien het beste moment is dood te gaan), de plannen van een passief-appartement dat veel te duur bleek, de garantie van een babybed, een certificaat van een opleiding en de papieren van een erfenis.

Ik begrijp nog altijd niets van nalatenschap blote eigendom, onroerende voorheffing, of vervangingsinkomens. En toch denk ik: al bij al geen slecht jaar.

We drinken een gin tonic.
Wij vieren de orde die weldra komt.
Santé.


donderdag 11 mei 2017

Gifgroen.

Laat, hij is te laat.

File natuurlijk. Geen tijd meer om een broodje te kopen. Zelfs niet bij het tankstation.

Maar kijk, wat een geluk. Wat ligt daar onder de passagierszetel? Is dat geen…? Ja hoor, een pak koeken. Drie stuks nog. Perfect. Oh, die zijn wak. En proeven ook eigenaardig. Maar geen tijd nu, niet zeuren. Hij propt de koeken in zijn mond en slikt de brij met veel speeksel door.

Daar is nog een parkeerplekje, of nee, kan hij daartussen? Dat moet lukken. Zo, scherp afdraaien. Nu stoppen, terugdraaien. Stop, niet tegen de bumper van die rode Mini. (Een rode Mini? Wie rijdt er nu op deze dorpsschool met een rode Mini?). Te smal, het is te smal. Hij vloekt. Het moet maar. Hij kan aan de andere kant uitstappen. Hij trekt de sleutel uit het slot, kruipt over de versnellingspook richting de andere deur. Au, hij stoot zijn knie. Zijn pijnlijke knie. Een heel weekend heeft hij bij zijn schoonbroer gevloerd. In het groen. Het resultaat was vreselijk: een gifgroene vloer, hij had zijn handen uren in een badje water moeten laten weken om het groen er ook maar enigszins af te krijgen. Vijf uur op zijn knieën. Voor een lelijke vloer in een lelijke keuken. Ach. Modern zeker.

Kom, snel, hij moet zich haasten. Waar is dat klaslokaal? En oh, is dat zijn maag? Dat geluid? Zo luid?

Daar loopt iemand. Zou zij met die Mini rijden? Nee, daar is ze te jong voor. Te lelijk ook. Nee, kom, zo mag hij niet denken. Hij is geen wandelend cliché. Of ze weet waar de tweede kleuterklas is. Hij komt voor een stagebezoek. Ja, van Lien, dat klopt. De gang door, naar links, naast de dramaklas. Ok.
De dramaklas? Hopelijk wordt het geen dramaklas, daar in de tweede kleuterklas. Lien had haar jaar al gedubbeld. Mooi meisje dat wel, maar om voor een klas te staan… hij was benieuwd. Oh, weer dat geluid. Het is zijn maag. Die koeken, die koeken natuurlijk. Zeker vervallen.

Zijn gsm, hij moet zijn gsm zeker uitzetten. Zijn vrouw heeft de beltoon veranderd. Het is een signaal, had ze gezegd. Als iemand hem nu een bericht stuurt, kreunt zijn gsm. En als hij wordt opgebeld klinkt ‘Sex on the beach’. Een signaal, een signaal. Hij had het wel begrepen, ja. Zijn vrouw wou altijd seks, elke avond liefst. En ‘s ochtends. Hij werd al moe van die gedachte. Het had nochtans zijn effect niet helemaal gemist, zijn kreunende gsm. Hij was opgewonden na wat heen en weer ge’sms met een van zijn maten. Kreun. Acht uur in Den Billenkletser? Kreun. Ik vraag of de Svekke ook meekomt. Kreun. Een goei trappistje zal me smaken. Kreun. Tot morgen.
Dat was raar. Heel raar.

Oh, krampen, nu zijn het echt krampen. Hoe lang lagen die koeken daar eigenlijk al? Een wc, is hier een wc? Hij grijpt zijn gsm, 13u04. Vier minuten te laat al. Au, nee, hij moet echt eerst naar de wc. Daar? Ja, dat lijkt op een wc. Nu moet hij nog lopen zelfs. Au, zijn knieën.

Hij stormt de wc-ruimte binnen en opent de eerste deur. Een mini wc. Zo eentje voor kleuters. Oh help. Hij opent de tweede deur, de derde deur. Allemaal mini wc’s. Krampen, krampen. Het moet dan maar, kom, hij heeft geen tijd om een normale wc te zoeken.

Ah nee verdorie, geen slot natuurlijk. Al die veiligheidstoestanden. Hij snokt zijn riem los, trekt in een beweging zijn broek en zijn onderbroek tot op zijn enkels, en bukt zich diep om op het wc’tje te gaan zitten. Wat is dit klein. Zijn knieën steken helemaal uit. Knalgroen. Oh, zijn darmen. Wat een opluchting. Wat een stank ook. Oef. Dat doet deugd.

Kom, snel nu, dat hij toch nog een beetje een goede indruk kan maken. Hij reikt naar de wc-rol en trekt. Hij trekt te hard blijkbaar, want de rol wipt van de houder en rolt onder de deur door, ver uit zijn bereik. In zijn hand houdt hij een enkel velletje vast. Oh god. Ook dat nog. Hij overdenkt gedurende een ogenblik de mogelijkheden. Dat ene velletje alvast gebruiken. Broek omhoogtrekken en de rol gaan pakken. Of proberen de rol te pakken met zijn arm onder de deur door. Ja, dat is misschien beter. Maar dan hoort hij voetstappen.

Oei, daar rolt het wc-papier. 

Wie zit hier op het wc’tje? Heb je hulp nodig, kleintje?

En voor hij het goed en wel beseft, gaat de deur open. Daar staat de juf die hem zonet de weg heeft getoond. Daar zit hij, een volwassen man van bijna veertig, met zijn broek op zijn enkels op een mini wc. Met één velletje wc-papier in zijn hand. En gifgroene knieën. De juffrouw is sprakeloos, ze staart hem aan en maakt geen aanstalten om de deur terug te sluiten. Ze blijft gewoon kijken. En net op dat moment gaat zijn gsm.

I wanna have sex on the beach. Common’ move your body. Sex on the beach.


Dit krijgt hij nooit uitgelegd.


 
---
Opdracht literaire creatie: een humoristisch sketch. Een sketch is het niet helemaal geworden. Humoristisch is het hopelijk wel. 

maandag 8 mei 2017

Die vrijdag bij de uitgever...

Vrijdag zat ik bij een uitgever. En dat bijna twee jaar nadat ik mijn manuscript had opgestuurd.
Het is me nog altijd niet helemaal duidelijk hoe mijn manuscript plots weer kwam bovendrijven bij die uitgever... De mooie vormgeving had er beslist iets mee te maken. Eigenlijk maakt het ook niet uit, of is het zelfs een goede zaak.
Want de uitgever vond het een goed boek. Maar nog niet om uit te geven. Vooral het einde vond hij niet goed uitgewerkt en hij had daar ook goede argumenten voor.
Het was een fijn gesprek, ook al was het niet eenvoudig om weer zo 'in mijn bloteke' te staan. Feedback, kritiek, commentaar,... noem het zoals je wil, het ging over mijn boek waar ik meer dan een jaar heel hard aan heb gewerkt, waar ik mijn ziel heb ingestopt. Dus dat komt binnen. Maar het ging goed.

Er kwamen veel verhalen. Over die ene gevestigde auteur die zijn hele roman heeft herschreven, naar een ander vertelstandpunt van een ander personage. Over die andere auteur die door vele uitgeverijen een 'nee' kreeg, maar van wie nu meteen twee romans worden uitgegeven. Of over dat ene boek, waarvan de auteur tot vijf keer toe een nieuwe versie aan de uitgeverij bezorgde, om uiteindelijk een absolute besteller te worden. Het kan, het kan allemaal.
Ik vroeg of het zin had om dit boek te herwerken. Want in mijn hoofd was het een afgesloten hoofdstuk. Ik had er alles in gestopt dat ik in me had. Maar nu twijfel ik daaraan. Misschien dat ik het wél kan herschrijven, twee jaar tijd doet blijkbaar veel.
Maar hij kaatste de bal terug: wil je het herschrijven? Heb je daar zin in?
Misschien, zei ik naar waarheid, misschien.


Ik sprak ook voorzichtig over de andere dingen die ik (vooral dit jaar) schreef. Over die enkele gedichten waar ik wel tevreden over ben, dat ene kortverhaal.
Stuur maar door, zei hij, en dat zal ik doen.

Even later zat ik in een koffiebar en las met stijgende verbazing mijn eigen manuscript. Ik las kromme zinnen maar ook beschrijvingen waarvan ik niet meer wist dat ik het zo mooi had kunnen neerschrijven. Ik begon 's avonds als een gek door mijn tekstflarden te scrollen, een nieuw einde te bedenken en iets te schrijven rond het idee voor een nieuwe roman dat ik sinds kort in mijn hoofd heb. Dat leidde natuurlijk allemaal tot niets, mijn hoofd zat veel te vol.

Het weekend bracht rust. Ik weet nu: er staat daar een deur op een kier. En we zullen wel zien wat ik de volgende maanden schrijf (toch een herwerking van 'Naar Montevideo'? Toch een nieuwe roman?) en of dat iets is wat ik wil publiceren. En dan bel ik de uitgever. Ongelofelijk, toch?

Ik knijp nog eens in mijn arm. Ik had vrijdag een afspraak bij een uitgeverij en het was fijn.
Papa moest eens weten.

dinsdag 2 mei 2017

Hij gloedt.

Steve McCurry - Unguarded Moment

Alles werd oranje. Zijn huid. Zijn baard. Zijn nagels. Het wit van zijn ogen. Langzaam, zoals de zon, zoals het leven zich dagelijks op gang trekt.

Haaruitgroei? Dat was het niet, het ging omgekeerd. Het oranje kroop in zijn haar, van de punten tot aan de wortels. Het oranje sloop in de plooien van zijn oude huid, tussen de rimpels van zijn verweerde gezicht. Het oranje drong binnen langs zijn voetzolen, de gloed van het woestijnzand stroomde in zijn lijf omhoog. Zonder haast.

Goud? Goud is niet meer dan een imitatie van oranje, een poging om het effect van een kleur te vangen in een woord. Hij dacht niet na over wat hem overkwam, laat staan over de woorden ’oranje’ of ‘goud’. Hij haalde zijn schouders op, plukte een onbeduidende bloem, trok de witte kroonblaadjes zorgvuldig uit en kauwde met lange, trage bewegingen op het oranje hart en slikte. Op zijn lip parelde een oranje druppel.

Hij begon te gloeien. Hij was zijn eigen geruststelling in een gitzwarte nacht. Hij was een zon bij het ontwaken, hij was de wereld en de tijd voor. Hij was nooit moe of afwezig, hij brandde.

Ooit was hij begonnen bij groen. Blauw was hij nooit geweest. Rood had hij, veel eerder dan andere jonge mannen, van zich afgeschud. Hij had zich ontdaan van die kleur, hij had die kleur verworpen, bijna had hij ze vernietigd. Maar het roodste rood komt net vrij door geweld. Dus hij vluchtte van het rode, harde, gejaagde leven.
En nu, jaren later, leunde hij, zacht oranje als hij was, voorzichtig tegen het rode aan. Behaaglijk bijna, of dankbaar. Hij wist dat rood de reden was geweest van zijn vlucht, maar tegelijk die vlucht had mogelijk gemaakt.

Tot hier. Dit. De gloed die hem voedt, in leven houdt. Hij rimpelt, verdroogt, verweert en wordt broos. Door de gloed. Dankzij de gloed. Omwille van de gloed. Ondanks de gloed. De gloed houdt hem hier en laat hem tegelijk zachtjes gaan. In het leven en tegelijk, elke dag verder weg van het leven. Zo zal hij smelten, zo zal hij gloeien.

---
Opdracht literaire creatie: Verzin een verhaal bij een foto van Steve McCurry.