maandag 7 oktober 2019

Juno spreekt (alf.6)




Dit is Juno die in haar bedje slaapt.
Met haar nieuwe tanpoffels aan.
Want wie heeft er ooit gezegd dat je daar niet mee mag slapen?


Zo doet ze mij vaak glimlachen.
Een kort lijstje van de voorbije maanden:

  • Mag ik alsjeblieft hagelslak?
  • Jezus, Maria en Jozus
  • (kijkt in de pan en wijst) Dat vleesje is rijp
  • Niet wenen Oona, ik zal je troosteren
  • Dat maakt geen kwaad
  • Dat maakt geen uit
  • Sst mama ik praat tegen mijn eigen zelf!
  • Innemuttemutte, wie is kaas wie is baas
  • Oh kijk, ik-hou-niet-van-jou bloemen (madeliefjes)
  • Later wil ik een boerderin worden. Of een koker. Of een winkeler.
  • Pipi Langkous, hoe heet die nu weer?
  • Een bij is een kokdier want die maakt honing
  • Waren wij aan het babbelen toen ik in jouw buik zat?

Juno, mijn liefste Juno.
Al even vier en mijn lievelingsdier.
Maar nee mama, ik ben een kindje! 




dinsdag 1 oktober 2019

De meeste mensen deugen



Ik ben te vroeg wakker. Alweer.
Tussen al mijn goede voornemens (minder eten, meer lopen, vroeger gaan slapen) zit ook deze: minder scrollen. Ik blijf in bed liggen en weersta de neiging om mijn telefoon te pakken. Ik neem mijn boek.
Kan het anders, lees ik, kunnen we de rede inzetten, ons verstand gebruiken, om nieuwe instituties te ontwerpen? Instituties die uitgaan van een heel ander mensbeeld? Wat als scholen en bedrijven en ministeries en overheden uitgaan van het goede in de mens?


Afbeeldingsresultaat voor de meeste mensen deugen

Dit komt uit 'De meeste mensen deugen' het nieuwe boek van Rutger Bregman. Hij heeft een dikke klepper geschreven over wat mogelijk een van de grootste misvattingen is van onze tijd: dat de mens misschien helemaal niet verdorven is. Dat de meeste mensen deugen.

Ik zet de radio op. Het gaat over het kille regeerakkoord. Ik hoor meer controle. Ik hoor her-evalueren. Ik hoor bekrompenheid. Ik hoor angst. Ik zet de radio weer uit. Nee, vandaag is een dag dat ik wil geloven dat de meeste mensen deugen. Dank je Rutger.

Ondertussen is het acht uur en krijg ik een bericht van mijn mama, of ik even wil bellen. Ik weet meteen dat dat geen goed nieuws kan zijn.
Mijn jongste broer is deze nacht neergestoken. Aangevallen. Beroofd. Hij heeft vijf messteken. Hij is nu in het ziekenhuis. En hij heeft geluk gehad. Oh help.

Ik bel met mijn mama, stuur berichten naar mijn andere broer, voel me een beetje gerustgesteld (er is niets vitaals geraakt) en vertrek dan toch maar naar Brussel om te gaan werken.
Ik neem het boek weer vast op de volle trein met natgeregende mensen, maar het komt niet binnen, ik lees pagina's zonder te weten wat er staat. Ik klap het boek dicht. Ik herlees de titel als een mantra. De meeste mensen deugen. De meeste mensen deugen. De meeste mensen deugen. Die gek die deze nacht zomaar mijn broer aanviel, die deugt niet. Maar de meeste mensen deugen. 

Op het werk lukt het niet echt. Ik vraag een knuffel aan een van mijn geweldige collega's. Ik krijg die knuffel maar hij zegt me duidelijk: ga naar huis, ga naar je broer, dit lukt je niet. Hij heeft gelijk en even later heeft hij mijn spullen alvast ingepakt. Ik vertrek in de regen terug.

Op de treinrit blader ik terug in het boek naar het verhaal van Kitty Genovese. Kitty had in 1964 minder geluk in New York. Ze wordt neergestoken, roept om hulp, maar niemand komt en Kitty bloedt dood. Er volgt een hele hetze, want 38 getuigen zouden niets hebben gedaan, ze zouden de politie niet hebben gebeld. De mens is verdorven, en denkt alleen maar aan zichzelf. In het boek zoekt Rutger Bergman dit verhaal helemaal uit, en de waarheid blijkt heel wat genuanceerder dan wat de kranten toen lieten geloven. Maar er is wel degelijk een omstanderseffect, de neiging om niet meteen hulp te bieden in de veronderstelling dat anderen dat wel zullen doen. Gelukkig wordt in het boek een ander verhaal hiertegenover gesteld. Amsterdam, februari 2016. Een moeder parkeert haar auto en loopt naar de andere kant om haar peuter eruit te halen. Handrem vergeten. Ze gilt. Ze kan nog net instappen maar de auto tuimelt voorover, de gracht in. Vier mensen aarzelen geen seconde en springen het water in. En zelfs zonder te praten met elkaar, kunnen ze de vrouw en haar peuter op het nippertje bevrijden, door instinctief samen te werken. De meeste mensen deugen. 

Deze nacht kwamen er mensen uit hun huizen, naar mijn broer die bloedend op de stoep lag. De politie was er snel, de ambulance was er snel, de aanvaller werd snel gevat. Hij heeft geluk gehad, ze wonde aan zijn oog en in zijn zij... een paar millimeters ernaast....

Hij is ok. Hij mocht meteen naar huis, ondanks de hevige pijn.
Ik zet de radio aan. Ik zet de radio uit.
Ik wil deze samenleving niet. Ik geloof er niet in. En dat is wat Bergman in zijn boek betoogt, dat het een idee is waar we in geloven, dat onze beschaving maar een laagje vernis is, en daaronder de ware egoïstische aard van de mens zit. Klopt niet. En dat is het goede nieuws: want we kunnen dus kiezen om iets anders te geloven. Dat de meeste mensen deugen. En dat kan je zelfs wetenschappelijk bewijzen.

Ik moet huilen. Dit komt bovenop de emotionele chaos van de voorbije weken en ik hou het even niet meer. Intussen stroom de facebookpagina (het voornemen om niet te scrollen heb ik uiteraard niet lang volgehouden) van mijn broer vol met lieve woorden, wensen, medeleven. Ik denk aan de onbekende buren die vannacht hulp hebben geboden. Aan de scholen waar leerkrachten ook vandaag weer het allerbeste uit kinderen hebben gehaald. Aan bedrijven en organisaties die het beste willen voor hun mensen, aan mijn organisatie waar ik vandaag even niet moest zijn.

De meeste mensen deugen. Ik wil dat jij dat ook gelooft.