woensdag 25 december 2019

Het geschreven woord

In ons huis slingeren overal briefjes. Met lijstjes, met instructies, met spelregels, met woorden die belangrijk zijn voor een toneeltje.
Ik zou ze meer moeten bijhouden, die briefjes en die bordschema's.
Het is tastbaar bewijs dat dit gezin leeft. Dat er wordt gespeeld.
Geen nauwkeurige mooi geschreven woorden, maar haastige krabbels om alles duidelijk te vatten.
Doktertje, waarbij lengte en gewicht gedetailleerd worden genoteerd.
Restaurantje, met pijltjes naar de wc, en een menukaart waarvan ik 'kado lazanja' kan bestellen.

Het mooist zijn de schema's zonder woorden.
Waarin Oona nauwkeurig noteert met symbolen zodat Juno kan begrijpen.
Zo is er een spel met opdrachten waarbij je knuffels kan verdienen.
En een geheugensteuntje bij Juno haar nieuwjaarsbrief.

Wat een team die twee.
Het loopt anders dan ik had gedacht, dit gezin.
Maar zij houden, door het huis rennend met briefjes, balpennen en stiften, het leven bij elkaar.

***


Een bestellijstje voor de wafels, zodat we niet vergeten wat we hebben besteld. 


Een spel waarbij je opdrachten moet doen en kussen en knuffels kan verdienen. 




Een herindeling van ons huis met een duidelijk onderscheid van de speelkamer en deze rust+slaap+boek kamer. 



Kerstmenu in het plasticine-restaurant. Een gerecht is weggeveegd, want dat is helaas al op. 


Zelf verzonnen regels en puntentelling bij Mikado. 


Een geheugensteuntje voor Juno haar nieuwsjaarsbrief. Met streepjes hoe vaak ze iets moet herhalen.  En iets met je neus en je wangen en een sneeuwman. 





Inpaklijstje. 4x tischrt.



donderdag 12 december 2019

Vluchten in werk. Een vorm van zelfzorg.

Als ik aankom op het werk en de eerste vergadering begint, dan kom ik in een soort concentratie zone. Ik denk weinig aan andere dingen, ik denk weinig aan mijn zorgen. Ik heb dat niet alleen op het werk, ik heb dat gelukkig ook bij fijne dingen. Dus ook al voel ik me te neerslachtig voor sociale dingen, al vertrek ik met lood in de schoenen, ook al denk ik dat echt té moe ben, eenmaal ik onder vrienden ben, zit ik in the zone. Dat heb ik ook bij theater. Ik heb veel theater gezien de voorbije weken, ik heb daar veel aan gehad. 

Maar werk dus. Ik beken: ik vlucht. Ik heb de voorbije maanden heel hard gewerkt. En het was geen eenvoudige periode. Ik heb heel even een soort rust gehad: ik doe deze functie nu een jaar, het team is volledig en we realiseren fijne dingen. Ah. 
Maar toen werden er enkele teamleden ziek. Toen kwam de ene financiële tegenslag na de andere (sponsorship dat wegviel, partnership dat niet verlengd werd, minder inkomsten op een project dan gehoopt...). En toe kwamen er nog 6% besparingen bij. 
Ik heb huilend voor financiële tabellen gezeten om te zoeken naar oplossingen. Om alles te kunnen blijven doen met alle collega's die er zijn. Ik huilde omdat ik wist dat het ditmaal niet ging lukken. 
Vorige week hebben we vijf collega's hun ontslag moeten geven. Ik vond het vreselijk om te doen, voor hen moet het nog vreselijker zijn. 

Het is gek om mensen die je echt nog veel kansen wil geven, die nog kunnen groeien, die waardevolle competenties hebben, dat je die vraagt om te vertrekken. Ik heb alles uit mezelf geperst om er te zijn voor de collega's. Voor zij die hun ontslag kregen, voor zij die blijven, maar met veel vragen en onduidelijkheden. Ik werk al zo lang bij publiq, ik ken mijn collega's echt goed en ik geloof zo hard in wat wij doen. Maar ik moet er staan en deze beslissing verdedigen want er is geen alternatief.
En dan is het eenzaam thuiskomen, zonder een maatje dat luistert, waartegen je mag zeuren en klagen en zuchten. Een maatje dat jou kent, je collega's kent, je zorgen kent. Een maatje dat zegt, het komt wel weer goed 

Ik ben moe, echt moe. En ik maak fouten. Op het werk. Thuis. 
Maar ik weet, ook morgen zal ik opstaan, ontbijt maken voor de meisjes, alles regelen om ze op tijd op school te krijgen (moeilijk omdat ik niet kan fietsen met mijn gebroken elleboog). En dan zal ik aan het werk gaan, dan zal ik wellicht weer in the zone komen.  

Deze zomer, de dag nadat de beslissing om uit elkaar te gaan als een rotsblok op mij was gevallen, had ik een lange strategische vergadering. Het werd een van de beste uit mijn carrière. Twee weken geleden brak ik 's avonds mijn elleboog, ging ik 's ochtends naar de spoed, kreeg een zware gips en ging diezelfde namiddag naar Brussel voor een belangrijke raad van bestuur. Met genoeg pijnstillers weliswaar. Dat was misschien niet helemaal verstandig, maar ook de volgende dag stond ik er. Deze dinsdag gaf ik een goede (denk ik toch) presentatie na een heel korte nacht, ik had nog lang aan die presentatie gewerkt en kon vervolgens niet slapen door gepieker. Maar ik stond er, en bleef gaan.



Ik wil dat niet verheerlijken, het is gewoon hoe ik in elkaar steek. Dit is mijn lijf. Ik ben iemand die bijkomt van ellende (zes kilo helaas) maar wel kan doorgaan. Mijn huid is dof, ik heb wallen en pukkels. Ik ben mijn basis kwijt, mijn toekomstperspectief, maar ik ga door. Ik verdien daar geen lof voor, daar is geen bewondering voor nodig. Het is gewoon hoe het gaat en ik hoop dat het blijft gaan. 
Want dat is wat ik wil vragen: heb daar begrip voor, het is gewoon wie ik ben. 
Komt de crash nog? Dat het allemaal te veel wordt? Misschien wel, en dan zijn er misschien wel wat kennissen die gelijk halen. Want zie je wel, dat hou je niet vol.
Maar ik hoop van niet. Ik hoop dat ik kan rekenen op mijn lijf, mijn hoofd, om ondanks alles door te gaan. 

Want misschien is dat toch nog altijd de beste zelfzorg: dicht bij jezelf blijven, bij wie je echt bent. 
Dit ben ik. 
Ik werk graag. 
Het is zwaar. 
Maar ik werk graag door. 
En het is bijna vakantie en dan zal ik ook even niet werken.