Ik vertrek voor een laatste loopje in Duffel. Ik hoop te blijven lopen, maar niet meer in Duffel. Ik wil naar huis, ik ga naar huis.
Ik kies voor de lange route. Ik start zoals steeds op de finse piste, een parcours met schorssnippers van 500 meter op het domein van het UPC. Er staat een soort hokje langs het parcours, en nu stond het deurtje open. Ik stopte dus even en keek naar binnen. Ik werd niet veel wijzer.
Het is een donker hokje, een soort capsule, bekleed met lood, en bovenop een periscoop. Het is een donker hokje en ik hou niet van donker. Ook niet van hokjes.
Ik bedenk: door deze opname zit ik misschien ook in een hokje. Het deert me niet zo.
Nu ik terug naar huis ga, na bijna drie maanden in het ziekenhuis, merk ik dat zowel ikzelf als de mensen over mij een oordeel willen vellen. Was deze opname nu nodig? Was het zinvol?
Dat is een lastige vraag omdat ik zonder duidelijke verwachtingen ben gestart met die ziekenhuisopname. Dus op basis van wat zou ik nu kunnen oordelen over het succes?
Een poging.
Ik voelde me veilig in het ziekenhuis. Dat was die eerste dagen erg belangrijk.
Ik vond ook rust in het ziekenhuis. Die rustmomenten (zowel dutjes als gewoon momenten van rust waarin ik zo weinig mogelijk deed) moest ik inplannen in het therapie-dagschema. Dat hielp me, thuis vond ik die rust absoluut niet. Het aantal uren dat ik daar heb geslapen is fenomenaal.
Ik had toegang in het ziekenhuis tot goede therapie: wekelijks zag ik zowel de psychiater als de psycholoog, zonder dat ik me ver moet verplaatsen. Ik ging ook trouw naar de sessies mindfulness, relaxatie en yoga. Er waren ook groepstherapie-sessies, maar daar heb ik niet zo veel aan gehad. Het waren 'lesjes' rond depressie, maar ik had al zoveel gelezen dat ik weinig nieuws hoorde. Het gesprek met de andere patiënten kwam ook maar zelden op gang, ik had de indruk dat de therapeuten er niet in slaagden om een veilig klimaat te creëren waarin iedereen zich kwetsbaar durft op te stellen.
Daarnaast valt er heel veel weg bij zo'n opname: oudertaken, huishouden (al moet er wel wat gebeuren in je leefgroep zoals winkelen en afwassen) en uiteraard, een sociaal leven met vrienden en familie. Die tijd kon ik gebruiken om nog meer te rusten en om te lopen.
Is dat een positieve balans? Ik weet het niet zeker. Ik heb mijn meisjes enorm gemist. Ik heb mijn lief weinig kunnen zien. Er is geen plotse genezing geweest, geen eureka-moment. Soms denk ik: het enige wat echt werkt, zijn tijd en boterhammen. En die waren er thuis gewoon ook?
Het is misschien zoals dit kunstwerk, dit hokje. Ik lees dat de titel 'Camera Obscura' is, ik lees dat de kunstenaar het wil hebben over privacy. Ik probeer een betekenis te bedenken: iets wat dit kunstwerk voor mij betekent. Over het donker? Over het bekijken en bekeken worden?
Het voelt geforceerd, onecht. Ik kan niks bedenken.
Ik hervat mijn looptour. Ik heb meer dan een uur gelopen als ik terug langs het hokje kom. Er komt nog steeds niets, geen idee, geen connotatie.
Het mag, zeg ik tegen mezelf, je mag lekker niks ervan vinden. Net zoals ik ook geen helder antwoord heb op de vraag of de opname in de psychiatrie zinvol is geweest.
Misschien is dat net het antwoord: ik heb ingezien dat ik niet altijd en niet van alles iets hoef te vinden.
***
Dit is het achtste artikel in een reeks over kunst op het domein van UPC Duffel.
- (2) The Chaos - Anno Dijkstra - Kunst op het domein van UPC Duffel
- (3) Shiretoko #1 - Katrien Vermeire / Alexia - Dirk Braeckman
- (4) Molen - Mia Missinne
- (5) 101 keer waar het op aan komt - Job Koelewijn
- (6) The Stone Garden - Orla Barry
- (7) Kapel van het niets - Thierry de Cordier
- (8) Glas in magnolia - Lotte Van den Audenaeren