Je kan hier, op het domein van het psychiatrisch centrum in Duffel, in de put gaan zitten. Het is een mooie put. De zitjes zijn gemaakt van gladde leistenen, de bodem is bedekt met allemaal ronde keitjes, in een patroon van golven en spiralen. In een lentezonnetje zijn de leistenen aangenaam warm. Aan de andere kant van de put zit je in de schaduw van esdoorns en is het frisser. Je kiest maar.
De put ligt midden op het grote domein maar door de oriëntatie van de gebouwen is het zo dat er weinig ramen rechtstreeks op uit kijken. Ik vraag me af of dat toevallig zo gekomen is, of een weldoordachte keuze. Je zit hier rustig.
Je horizon wijzigt. Je daalt af via de trapjes, gaat zitten en het gras bevindt zich plots op ooghoogte.. Als je meer van de wereld wil zien, moet je hoofd optillen, je blik omhoog gooien. Als je gewoon recht voor je kijkt, zie je gras, madeliefjes, boterbloemen. Dat doet iets.
De put kan een poetsbeurt gebruiken. Er is een tekst gelegd met de keitjes, maar ik kan de woorden niet ontcijferen, dus ik zoek het op:
De Ierse kunstenares Orla Barry creëerde een verzonken zitput. The Stone Garden is qua vorm en materiaal gebaseerd op traditionele Ierse ontmoetingsplaatsen. In de bodem van de zitput vormen gekleurde keien de woorden “it’s nearly summer – it’s nearly spring – it’s nearly autumn – it’s nearly winter”. In de kuil word je geconfronteerd met de stroom van je leven. lees meer
De verwijzing naar een ontmoetingsplaats is logisch, je kan hier makkelijk met velen zitten, maar ik zit hier vandaag net om alleen te zijn. Ik wil even in de put zitten, even verzonken in de wereld.
Toen ik arriveerde op de afdeling voor de behandeling van depressie, voelde ik me een uitzondering. Een a-typische patiënt. Ik dacht dat dit namelijk de basispositie was van de depressieveling: zittend in een diepe put en alle kracht en energie verloren om eruit te klimmen, continu somber, bedroefd en radeloos. Maar bij mij was er geen sprake van opeengestapelde problemen, er was eigenlijk nauwelijks een probleem. Er was niets gebeurd dat mij in de put getrokken had, geen groot verdriet, geen acute rouw. Nee, bij mij was het veel complexer. Dat dacht ik toch.
Nu weet ik dat die typische patiënten die een negatieve spiraal van problemen en moeilijkheden achter zich aanslepen, de uitzonderingen zijn. Alle anderen, waaronder ik, vragen zich nog altijd af: hoe kom ik nu in deze depressie terecht? We leren hier door zelfonderzoek waar onze kwetsbaarheid, onze ‘vatbaarheid’ voor depressie zit, en hoe een omgeving dit in de hand kan werken en welke gedrags- en denkpatronen niet helpend zijn. Maar we blijven verwonderd naar onze eigen depressie kijken.
Hoezo, bij mij? Hoezo, ik?
Er is eigenlijk helemaal niks, zegt de worstelaar terwijl hij zijn brede getatoeëerde armen in de lucht zwiert, machteloos en gefrustreerd.
Ik had het lastig in de coronaperiode, zegt de lieve winkelbediende, en toen kreeg ik een soort smetvrees en nu zit ik al maanden in deze depressie en ik weet nog altijd niet wat er is gebeurd.
Ik dacht dat het me allemaal wel lukte, vertelt een jonge mama, maar ik besefte pas dat er een probleem was toen iedereen in mijn omgeving zich zorgen begon te maken, en nu weet ik eigenlijk nog steeds niet wat er aan de hand is.
Depressie is een rommeltje.
Het is meer dan een dipje, lastiger dan even in de put zitten. Maar verdere definities zijn moeilijk. We functioneren niet meer, we zitten vast. Dat delen we allemaal.
En ik zit hier, in deze mooie put. Hier fluiten vogels. Hier is een horizon, bezaaid met madeliefjes. Ik moet hier niets doen, ik moet hier zelfs niet naar antwoorden zoeken. Gewoon wat kijken, in de wereld zijn. Ik voel dankbaarheid, opgelucht dat ik even uit de rommel ben, hier in de put.
***
Dit is het zesde artikel in een reeks over kunst op het domein van UPC Duffel.