zaterdag 1 september 2018

Juno is drie en ze heeft gelijk.

Lieve Juno

Je bent drie.
Nu ben ik groot, zeg je. Je hebt gelijk.

Je onderhandelt meesterlijk over het aantal boekjes dat wordt voorgelezen. Je doet alsof je het concept 'allerlaatste' niet begrijpt.
Je hebt gelijk, mijn meisje, je kan het maar proberen.

Je pannenkoek wil je in een oprolletje, als het even kan wil je de planten gieteren en je bent nog steeds niet zo gek op kajuintjes. Olifanten zijn nog opanten en de paardjes wil je haaien. En een nietmachine is voor jouw een kroketje.
Je hebt gelijk, de wereld is mooi met jouw woorden.

Je zingt altijd maar luider en gekker sjaapje heb je witte wol? Je wil weten hoe laat het is. Je zegt amai en ok dan. Je ziet de verbazing dan misschien op mijn gezicht, hoe kan het toch kleintje, dat jij zo heerlijk zelfzeker in de wereld staat?

Ik ga bij mijn zus blijven, zeg je stoer wanneer ik jullie afzet op een sportkampje. Je hebt gelijk mijn meisje, je hebt de liefste zus van de hele wereld, jullie twee, dat is alleen maar liefde, zolang alles eerlijk verdeeld is tenminste.

Je bent een dinosaurus. Dan ben je een broertje. Dan een grootmoeder, dan een wolf, dan roodkapje. Dan ben je een poesje. Dan ben ik papa, dan is papa Oona en dan ben je zelf de logica kwijt. En word je boos. Ik ben Juno, roep je tegen ons.
Je hebt gelijk, jij bent onze Juno.

Je neemt stiekem koekjes uit de kast, tekent met potloden op de muur en je kruipt weer uit je bed, na drie boekjes en vier liedjes. Het was maar een mopje, zeg je dan.
Je hebt gelijk, wie kan er nu boos zijn om een mopje, mijn kruimelmondje?

Je bent al honderd keer net niet in het water gevallen. Je hebt de bloemetjes niet geplukt, die zijn gewoon kapot, in je handje, toevallig. Je zegt iets in een zelfverzonnen taal, ik antwoord, en je gilt het uit van de pret. Je vindt het heerlijk om je handen met zeep te wassen, geen groter plezier dan ergens een toilet met roze zeep, of schuim. Je loopt op de randjes en de kantjes in onze stad, masseert mijn rug achterop de fiets en kijkt verbaasd naar een fietser naast ons. Je wijst en roept: die kennen wij niet hé mama.
Je hebt gelijk, mijn meisje. En we lachen: jij, ik en de fietser die wij niet kennen.

Ik wil altijd jou hebben, zeg je soms.
Dat is geweldig mijn liefste grote meisje, want ik wil ook jou, altijd.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten