De avond valt en ik fiets.
Ik ben moe, er is tijd die geen blijf weet met mijn lijf.
Maar ik heb haast: de stad roept.
En er zijn vrienden die wachten.
Ik ben terug, van kilometers verder op de wereld, maar nu zie ik die wereld.
Ik hoor talen die ik niet herken en speur naar gezichten die ik wel ken.
Alles is anders en er is niks veranderd.
En moeder roept op haar zoon, haar armen zwieren boos in het rond.
De zoon draait met zijn pet en zijn ogen.
Aan de kathedraal speelt een straatmuzikant voor het publiek dat nog moet komen.
De winkels zijn toe, maar de straat is vol, iedereen is onderweg.
Ik denk: pas op, hier is het glad bij regen. Blijkbaar zijn blauwe plekken ook na een jaar niet vergeten.
Ik trap, ik glij, ik zoef.
Ik geeuw, ik zweet, ik zweef.
Ik ben thuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten