Ik voel me niet schuldig over mijn geluk. Dat is het niet. Maar ik heb het zo moeilijk in gesprekken. Ik probeer weinig te zeggen, veel te luisteren, maar ik weet niet meer in welk kader ik moet spreken.
Het lijkt of alles fantastisch gaat in mijn leven.
Een bekentenis, het lijkt niet zo, het ís zo. Oona is een prachtkind. Ze eet goed, ze slaapt goed, ze praat goed, ze gaat graag naar de crèche, ze heeft lieve grootouders die haar graag knuffelen en kietelen. Ik lees rampscenario's over het ouderschap in boekjes. Ik herken me nergens in. Ik ben niet oververmoeid. Ik had even een virus in mijn lijf, maar ook daar ben ik al weer vanaf. Ik heb niet te weinig tijd. Nee, echt, uiteraard zou ik liever nog vaker bij mijn liefkes zijn, maar ik heb niet het gevoel dat ik mijn leven achterna hol. Dat ik altijd keuzes moet maken: ik doe het meestal allemaal. Ik heb nog nooit behoefte gehad aan tijd voor mezelf, wellicht omdat ik dat altijd al had. Ik heb geen zorgen over een huis. Ik heb geen zorgen over centen. Ik heb een fijne job, met een redelijke baas en collega's die vrienden zijn. Ik heb nog nooit afscheid moeten nemen van iemand die me lief was. Ik heb een lief dat me elke dag doet lachen. Ik zit nooit alleen aan tafel.
En ik besef de laatste dagen de uitzonderlijkheid van dit geluk. Ik was er lang van overtuigd, er is een onevenwicht in spreken: we praten sneller, meer en langer over verkoudheden die niet overgaan en de kostprijs voor een geïsoleerd dak, dan over de unieke klank van een peuter die een liedje zingt (papaaj ziek, appejmoes, ni terven) of een mini-tuin waar plots weer alles in bloei staat. Maar dit idee moet ik laten varen: er is meer aan de hand dan de aanlokkelijkheid van klagen.
De balans is niet in evenwicht in ons spreken, maar vooral, niet in het leven. Het geluk is onregelmatig en onrechtvaardig verdeeld. En er valt daarvoor niets of niemand iets te verwijten, gebeden en meditaties ten spijt. De ene heeft geluk, de ander minder, en nog een ander ziet het geluk slechts af en toe passeren.
En ik sta midden in de levens van mensen die ik graag zie, allemaal met stukjes ontbrekend geluk. En ik weet niet meer wat ik nog kan zeggen, badend in mijn alledaags geluk.
Een vriendin vraagt me, of dat niet altijd de basis van een goede relatie is, de kracht van het compromis? Ik begin een zin, ik praat wat in de lucht en besef dat ik hier niets op kan zeggen. Ik heb geen idee. Ik heb niet het gevoel dat ik compromissen sluit. In mijn relatie gaat dat allemaal vanzelf. De liefde, dat is heel eenvoudig.
Een andere vriendin wordt gek van de eenzaamheid. De lege helft van het bed. Ik zeg dat nu toch zo'n fijne avond is, nog twee glazen wijn en ze valt toch zo in slaap? Ik bijt op mijn tong. Wat is dat weer makkelijk gezegd. Mijn bed is nooit halfleeg, mijn nacht zit tussen een lieve slaapwel en een nog lievere goeiemorgen, dat is al jaren zo. Ik weet niets van eenzaamheid.
Nog een andere vriendin kreeg haar ontslag, omdat ze durfde te spreken over haar onzekerheid. Ze sluit haar mail af met 'je vriendin die het allemaal niet weet' en ik vraag me af wat ik kan zeggen want ik weet niets over het zoeken naar jezelf, naar je prioriteiten. Dat gaat bij mij vanzelf.
Ik geniet van mijn fijne leven. Dat ben ik iedereen verplicht. Ik doe mijn best om intens en bewust te genieten, want dat wordt men dan op het hart gedrukt, door vriendinnen met zorgen: geniet van je geluk. En o ja, o ja, ik ben bang voor de boemerang. Hoe lang gaat het nog vooruit, wanneer zal het keren? Maar het is sadistisch en niet correct om daarover langer na te denken.
En zelfs nu, terwijl ik het schrijf. Ik eet van een lekkernij van de markt, dochterlief slaapt, in mijn huis is het stil en straks gaan we nog naar het zwembad en steek ik mijn benen weer ergens onder tafel. Ik voel me niet schuldig, omdat dit wéér een geweldig weekend is.
Ik voel me schuldig omdat ik de laatste dagen minstens drie gesprekken heb verknald, door het verkeerde te zeggen. Ik hoor mezelf spreken in algemeenheden (een diploma, dat maakt toch niets uit), hoe ik mijn geluk en de ander zijn ongeluk minimaliseer tot het absurde, en ik-begrijp-het-helemaal-veronderstellingen (dat zal wel zwaar zijn, het vooruitzicht van nog meer dan tien chemokuren).
What the f**ck weet ik er nu van.
Ik moet anders leren spreken vanuit mijn geluk. Ik zie jullie daarvoor veel te graag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten