Op de dresssoir ligt een uitgescheurd krantenblaadje. Er is een zoekertje omcirkeld: Opruiming van volledige inboedels. Eddy koopt uw inboedel aan de beste prijs. Dat is het dus, deze chaos, een inboedel. Deze glazen (theeglazen, portoglazen, onbekende bierglazen, wijnglazen), de postuurkes (meisje op een bank, jongen kust meisje, dame met parasol) de potjes (suikerpot, mosterdpot, vergeelde tupperware potjes). Wat zal Eddy geven voor dit alles? Voor de dressoir die veel te groot is voor het appartement? Voor de driezit (nog in perfecte staat), voor de piano waar geen noot nog juist klinkt, voor de tapijten, de nachtkastjes, de boeken?
Het huis is gevuld met een leven van meer dan vijftig jaar. Het huis is oud. Niet oud zoals in authentiek of charmant. Oud zoals in afgeleefd, voorbijgestreefd. Met scheuren in het behang, doorgesleten vasttapijt. Aan de rand van mijn stad in een wijk waar niemand wat om schijnt te geven.
In de berging ruikt het nog exact hetzelfde als tien jaar geleden, en ik verstop me weer zoals vroeger. Wie niet weg is, is gezien. Ik hoor mijn neef ook nu de trap opkomen en staar naar het opbergrek. Ze heeft elke modetrend van de creatieve hobby's gevolgd. Kleine kunstwerkjes liggen hier stof te vergaren. Een schilderijtje op zijde. Een muurhangertje uit brooddeeg. Voor elke creatieve bezigheid een oude schoendoos met spullen. Dat kan misschien nog dienen, zegt ze. Haar ogen staan droevig. Ze loopt verloren in haar huis. We hebben het overgenomen. We dragen dozen naar buiten, halen haar kasten uiteen en vragen voortdurend en dit?.
Naast het krantenblaadje met het zoekertje ligt een folder van de serviceflat. Het is er feest, volgende week. Met een brunch, optredens en toespraken. Het ziet er allemaal prima uit en dat is het ook, zie ik een uur later. Maar zij is niet gelukkig met deze verhuis van haar oud lelijk koud genadeloos huis naar een mooi zonnig verzorgd appartement. Twee kilometer verder, nog niet. Hoeveel parochies zijn dat? Ze bijt op haar nagels terwijl vertrouwde meubels worden binnen gesleurd. Ik grijp mijn mama bij haar schouder. Dit laat ik niet gebeuren met jou, en ik zoek bevestiging in haar ogen. Ze knikt en wij weten allebei waar we bang voor zijn. Dit absurd materialisme. Gehechtheid aan waardeloze dingen want weggooien doet men niet. Het gaat niet eens over sentiment, het gaat, ze zegt het zelf, over rommel, spullen ooit gewonnen bij een tombola, ooit gekregen van een overleden tante, ooit binnengeslopen in haar leven. Maar het verband tussen rommel en weggooien, heeft zij nog niet gelegd. Mijn mama zucht en we staren naar de gordijnen die alvast een paar dagen op voorhand werden gehangen: beige met een onbestemde bruine tekening. Vrolijk wordt je er niet van, maar ze kunnen nog perfect dienen. En ik word boos. Boos om het gebrek aan stijl, het gebrek aan het verlangen naar een warm nest, boos om de gierigheid. Ik denk aan mijn andere grootmoeder, in haar kamer van nog geen vier bij vier, slechts een kastje voor wat persoonlijke prullen en een klein raam, voor die lange laatste jaren van haar leven. Ik vertrek en beloof snel terug te komen. Ik wil haar iets nieuws kopen. Al was het een zeepbakje, een handige bewaardoos. Ik wil volgende keer zien dat dit niet gewoon de terugweg is. Maar dat ook er ook hoop is, al is het maar een beetje, in een opgeruimd leven zonder de ballast van een lang leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten