We maken een fietstocht. Zij zit in haar stoeltje vooraan met haar handen op het stuur. Papa trapt, het gaat vooruit en de zon schijnt. We stoppen heel even voor een slok water en een kus en aan de overkant van een smalle beek komt een ezel aangelopen. Een mooi dier, de grijze kleur loopt mooi over zijn hele lijf en in zijn blik heerst die typische ezelsmelancholie. Kijk Oona, een ezel, roepen wij uit. Ze kijkt. Ze bestudeert. Ze kijkt achterom, zoekt mijn blik, alsof ze om meer uitleg vraagt. Het is de eerste keer, denk ik, dat dit stadskind een ezel ziet. Ia, Oona, ia. De ezel doet ia. Dat vindt ze grappig. Het is een geluid dat ze nog niet kent en ze staart naar onze monden. We worden enthousiaster. Oona zeg het eens, wat doet de ezel, ia, ia, wat zegt de ezel, de ezel ja. We fietsen verder en haar vingertje wijst naar de wereld. Ze zegt ia bij het zien van een koe. Bij het oversteken van een bruggetje. Bij het kruisen van andere fietsers. Ze is zo blij met haar nieuwe woord dat het voor alles kan dienen. Een dag later doet de koe terug meeuh. Ook het schaap, het paard en het konijn doen meeuh. Nee Oona, een paard doet geen meeuh, een paard doet hiiihiiihiii. Nee zegt ze beslist, meeuh. We willen niet liever dan haar woorden bijbrengen. Juiste woorden voor juiste dingen. De magie van iets zien, even nadenken, iets zeggen. We willen dat ze groeit, onder onze neus, en niet stiekem 's nachts in haar bed. We willen dat ze gretig leert van wat er in onze wereld is. Duwtjes geven, een zetje, een hand, een aanmoediging. Zeg een woord. Eet met een lepel. Drink uit een glas. Speel piano.
Ontdek de wereld.Geniet van wat je kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten