woensdag 30 november 2016

Dagboek - november

Maandag

Ik ben te laat. De trein is te laat. De trein is te vol. Mijn jas is te warm. Mijn tas is te zwaar. Mijn hoofd is te moe. De koffie in een wegwerpbeker is te heet. De stad is te lelijk. Het regent.

Het kan nog. Ik kan nog terug. Ik ga naar huis. Ik ga ergens lékkere koffie drinken. Ik neem een bad. Ik ga slapen, zomaar, in het midden van de dag. Ik ween.

Maar ik loop verder. Niet omdat ik geen excuus vind, ik zou zelfs eerlijk durven zijn. Er is teveel verdriet, het spijt me, beste baas, vandaag kom ik niet. Ik loop door. Niet omdat ik wil werken, maar omdat ik dat eigenlijk nog minder wil, me overgeven aan de pijn. Ik vraag me of dat toch niet eens moet, doorgaan in het verdriet, zeggen de therapeuten dat niet, of is dat bij iedereen anders en kan het ook zo, geleidelijk, tranen die prikken en hoogstens een natte halve wang?

Daar is al de eerste e-mail, het eerste vergaderverzoek, de eerste collega, hoe was je weekend, best fijn.


Dinsdag

Ik zoek een papier van de mutualiteit in het rommelbakje. Plots hou ik in mijn handen de envelop. Mijn naam staat erop, met zwarte pen geschreven, een beetje uitgeveegd. Wat een mooi geschrift. En zit een blad in waarop de cover staat geprint van het boek dat hij wou kopen, vorige kerst. Revue Lanoye, een verzameling columns van Tom Lanoye. Er zat ook een briefje van twintig euro in, want hij was er niet geraakt, in zijn favoriete boekenwinkel.

Ik weet niet meer wat, maar ik heb iets anders gekocht met het geld.

Ik wil dat boek niet kopen, ik wil dat boek niet lezen. Ik wil dat het altijd het boek blijft dat hij voor mij had willen kopen. 


Woensdag

Lut heeft als verrassing chocoladeletters gekocht. De K (melkchocolade), de M (pure chocolade), de O (melkchocolade met nootjes), de J (witte chocolade).

Ik vind het zo lief. Ik wring een glimlach op mijn lippen, maar het knettert in mijn hoofd. Jaren geleden was een chocoladeletter iets exotisch. Iets wat papa speciaal uit Nederland meebracht voor ons, voor de vier kinderen de eerste letter van onze naam. Ook Michiel kreeg een letter, hij hoorde al snel bij ons gezin.

Ik open de M, want ik eet eigenlijk alleen maar puur.

Hij zou dat wel geweten hebben.

Nee. Stop. Het is gek om mezelf te betrappen tot het verdraaien van een herinnering. Hij zou dat misschien niet hebben onthouden, nee. Ik berg de letters op in kast. We zullen ze allemaal opeten, en ik zal me elke keer afvragen of hij het nu wel of niet zou hebben geweten, dat ik kies voor puur. 


Donderdag

- Had je geweend toen opa Jo dood ging?
- Ja meisje, dat weet je toch? Dat heb je toch gezien?
- Maar ik bedoel toen hij storfde. Toen.
- Toen hij stierf? Op dat moment?
- Ja.
- Ja, toen weende ik.
- Wel spijtig hé. Nu kan hij niks zien. Als je dood bent, zie je niks.
- Nee, dat is jammer. Wat zou je willen dat hij ziet?
- Juno bijvoorbeeld. Dat zij zo schattig is. Of dingen van mij. Op school ofzo.
- Gelukkig heeft hij jullie wel veel kunnen zien.
- Hij ziet mij graag, hé mama?
- Ja lieverd, hij ziet jou graag.

Ik hoop dat dit blijft duren.
Praten over opa. Ook in de tegenwoordige tijd. 


Vrijdag

Zijn we nu ingeschreven voor die quiz met ons familieploegje? Ging ik dat regelen? Of niet? Ik scroll terug, in een lang gesprek. Ik lees dat mijn ene broer aankondigt dat ze het huis hebben gekocht. Ik lees dat mijn andere broer zegt dat zijn appendix er zo meteen uit gaat. Ik lees dat mijn zus naar Legoland zal gaan met haar gezin. En plots scroll ik tussen fragmenten van de ellende. Hoe de chemo was. Dat we zullen bellen. Dat hij nu slaapt. Ik scroll snel weer naar het nu. En ik vraag of we nu zijn ingeschreven. En ‘De Morreeltjes’ als ploegnaam? Onze naam, zijn naam. 


Zaterdag

Three pieces? You can go over there.

Spreekt ze Engels omdat dat hoort bij het imago van deze winkel? Of omdat ze geen Nederlands kan? Ik vraag het me af terwijl ik de oorzaak van mijn helletocht, - winkelen op zaterdag in de stad - uit trek: een broek die veel te groot is en slobbert rond mijn lijf. Ik moet een nieuwe jeans.

Ik heb vier broeken uit de wanordelijke stapels geplukt, ze zijn allemaal te groot. Ik zou blij moeten zijn, trots, ik ben niet één, maar twee maten dunner, maar ik voel me ellendig.

Everything ok over there? Can I help?

Ik gluur langs het gordijn en zie hoe het meisje kapstokken ordent. Behendig draait ze de haken in dezelfde richting en spant ze een rekker rond een tiental stuks.

Ik stamel wat in het Engels over grote en kleine maten. Met een plotse nederlandse alsjeblief. Het meisje kijkt me vrolijk aan en wipt van achter haar kleine toonbank.

You want a skinny, right?

Ik plof neer op het kleine krukje in mijn versleten onderbroek en ik wacht.

Hij droeg een skinny, op het laatst. Dat vond hij erg grappig. Dat hij dat nog mocht meemaken. 
Een skienie begot. Van de hasjenem!
Ik lachte zuur toen, bleef staren naar zijn uitgemergelde benen, naar dat krachtige lijf waar zo weinig van over bleef.
Ik was zo blij dat hij een nieuwe broek had, dat hij er toch nog op een of andere manier goed uit wou zien.
Ik was hondsverdrietig dat een skinnybroek mijn vader van 61 jaar perfect paste. Ik ben het nog steeds. 


Zondag

Ik ben wakker.

Naast mij een warm groot lijf, dat heel zachtjes ademt. Ik hou zelf mijn adem in om mijn liefste te horen. Hij ademt traag en diep. Ik sluit mijn ogen, leg mijn handen op mijn buik en probeer mee te gaan, met hem. Het gaat niet, ik slaap niet. Ik kan even gaan kijken.

Ik sla het dekbed open en trippel naar boven. Ik duw zachtjes de deur open en zie een halfbloot kleuterlijf. Dat ademt. Ik dek haar terug toe en ze zucht. Een diepe zucht waarmee ze zich terug in haar slaap rolt, alle lucht eruit om dan langzaam en rustig terug in te ademenen. Op dat moment hoor ik nog een zucht. Ik sluip zachtjes naar de andere kamer en daar ligt mijn kleine grote baby op haar buik gelukzalig te slapen. Ze smakt heel zachtjes. Ze ademt heel stil. Ik leg even mijn hand op haar rug, want ik wil het voelen. Het inademen, het uitademen.

Ik kruip terug in mijn bed en geef me dan toch maar over de gedachte die ik probeer te mijden. Hoe het ademen stopte.

Nee, het stopte niet, het stokte niet, het hield niet op.

Het verdween.


-----

Welkom om ook een beschouwing te lezen bij dit dagboek.

Beschouwing: u mag mijn dagboek lezen.

Het zit zo.
Ik volg Literaire Creatie aan de academie in Berchem. De opdracht twee weken geleden was 'dagboek'. Dat is het fijne aan de opdrachten, veel instructies komen er niet bij kijken en dan is het heel prettig om te merken hoe verschillend die opdrachten worden ingevuld.

Eigenlijk wou ik iets doen rond de dagboeken van Adrian Mole (die toevallig de vorige les ter sprake kwamen om een andere reden). Ik wou ze herlezen en weten of ik het nog altijd zo ontzettend grappig vind zoals toen ik zelf een puber was. Ik wou weten wat het dan zo grappig maakt en of ik daar iets van zou kunnen leren.

Het draaide anders uit. Ik schreef namelijk een echt dagboek, recht uit mijn echte leven. Maar dan wel bewerkt, herwerkt (wat je in een echt dagboek natuurlijk niet doet) als een literaire tekst. Ik twijfelde om de opdracht in te dienen. Het was net een emotionele week. En wou ik dat wel, feedback over mijn eigen dagboek? Maar ik stuurde de teksten door, mijn klasgenoten en de docent lazen de tekst, en het werd een fijne en interessante les. Bijzonder, dat wel, want maar liefst vier dagboekteksten in onze klas gingen over het verlies van een ouder. Ik was blij dat ik me over mijn twijfels had heengezet, ik had de juiste keuze gemaakt. De juiste keuze om dat dagboek te schrijven, de juiste keuze om de tekst te durven delen.

Maar dan twijfelde ik opnieuw. Want de voorbije weken heb ik hier op mijn blog al een aantal schrijfopdrachten gedeeld en dat vind ik eigenlijk heel fijn. Zou ik ook die dagboektekst...?

Ja. Hier mag u mijn dagboek lezen. En wel hierom.


  1. Het is mijn tekst en het is mijn blog. Ik mag doen en laten waar ik me goed bij voel. Dat zou de volgende puntjes overbodig maken, maar zo eenvoudig is het dus blijkbaar niet.
  2. We sukkelen allemaal met ons verdriet. Met dat grote verdriet (vers en groots, scherp en intens) weet ik nog wel blijf, in tranen en woorden. Maar wat met dat sluipende, de kleine dingen die me in een seconde doodongelukkig kunnen maken, terwijl het net details zijn waar ook zo veel geluk in zit? Dit is dan mijn hoop: dat iemand hier iets aan heeft. Troost is ambitieus. Maar misschien een beetje zachtheid. Als een propere zakdoek. Het helpt niet maar het helpt. (tip)
  3. Ik ben best tevreden van deze tekst. Ik vind het stilistisch zelfs goed. Ik voelde me hier best schuldig over, alsof ik mijn eigen emoties misbruik in het belang van de schoonschrijverij. Maar ik zat fout. Dat ik flarden uit mijn dagboek durf herschrijven, durf bekijken als woorden, zinnen, constructies, als elementen van een tekst... dat stelt me gerust. Er is veel verdriet, elke dag, en het is niet min, maar ik kan er ook vanop een afstand naar kijken. Ik kan het afleggen, als een gedragen hemdje op een stoel, en er naar kijken. Ik kan het terug aantrekken als ik wil, altijd, maar het hoeft niet. Ik kan dit, ik wil dit, ik doe dit. 


woensdag 23 november 2016

Voorlezen - 6 klassiekers

Hier is het altijd voorleesweek. Het komt maar uiterst zelden voor dat er een dag niet wordt voorgelezen. Er zijn de traditionele tien minuten voor het slapengaan. Maar Oona weet er vaak ook tussendoor nog een boekje af te pitsen, ook bij toevallig passenderde oma's en opa's. Op het moment dat er iets in de oven of op het vuur staat te pruttelen, ruikt ze haar kans. Soms dek ik dan toch de tafel, laad de vaatmachine uit en begin de keuken op te ruimen. Maar heel vaak bezwijk ik ook. Zeker als ze een leuk boek heeft uitgekozen om te lezen. Hier 6 klassiekers die nooit teleur stellen.




Elmer is weer favoriet. Opa Jo heeft haar het boek gegeven en erbij vertelt dat het enkel mag worden gelezen als het bijpassende dekbed op haar bedje ligt. Daar wordt dus niet van afgeweken. Ik vind de verhalen een tikkeltje te moralistisch, maar ik smelt voor de lach van Elmer.








Jip & Janneke, ik gok dat elk verhaaltje nu toch al drie keer is voorgelezen. Maar Oona haar geheugen is kort, de verhaaltjes zijn dat ook, en ze weet dat ze er dus soms een tweede kan afpitsen. Die verhalen zijn ondertussen echt oud: een paardenkar die groenteafval komt ophalen? Sigarendoosjes?










Tom Schamp, ik hou van zijn tekeningen. Ik hou niet van die typische zoekboeken (er staat netjes in de kantlijn of onderaan wat je moet zoeken) maar wel van dit soort prentenboeken. Want er is zoveel in te ontdekken. En het heerlijke is dat Tom Schamp er ook allerlei woordgrapjes in verstopt. Ik vind het alleen jammer dat we hier een kleine versie hebben van Otto in de Stad, want dit soort boek, dat verdient een groot formaat.






Circus Chapito vind ik prachtig. De prenten zijn geknutselde miniaturen die heel mooi gefotografeerd zijn: met papier en karton wordt een prachtige circuswereld gecreëerd die heel mooi wordt uitgelicht. Het is ook heerlijk lang verhaal, opgedeeld in een paar stukken van het perfecte nog-even-en-dan-naar-bed tijdsduur.








Het is natuurlijk de tijd van het jaar, maar nu heeft Oona er écht de perfecte leeftijd voor: Sinterklaas van Charlotte Dematons. Oona kijkt nauwkeurig na welke cadeautjes allemaal voorradig zijn in het gigantische huis van de Sint. En we hebben in dit boek ontdekt dat de Sint een kat heeft. Dit boeken lezen we het liefst aan tafel, zodat we heel zorgvuldig kunnen kijken. Het is ook het enige boek denk ik waar Oona meer dan twee minuten alleen naar heeft gekeken.





Van Mug tot Olifant is een prachtig dierenboek van Ingrid & Dieter Schubert. Dat duo heeft heel veel mooie boeken, maar dit vinden wij met z'n allen zo'n mooi boek. Omdat er een vliegende eekhoorn instaat en een tekening van rups tot vlinder. En het is best gedurft, want er gaan ook dieren dood en er zijn hyena's en gieren die zich tegoed doen aan de resten. Maar het eindigt mooi. En achteraan staat er ook een soort index per pagina voor kinderen die willen weten wat dat dier is (een wezel dus).






In een volgende blogbericht moet ik dan eens hebben over Juno haar boekjes. Ik zal proberen daar niet mee te wachten tot de voorleesweek van volgend jaar!

zaterdag 19 november 2016

Drenkeling


Ik werd meegesleurd, zegt ze.

Ik werd opgetild, met een enorme kracht, ik had geen enkel verweer.

Meters ver werd ik meegesleurd om weer te belanden waar ik al was. Een enorme kracht, bruut geweld, voor niets, om terug te zijn, terug in de eindeloze zee. Maar dat bedacht ik later. Op dat moment dacht ik niets.

Ik hield mijn ogen wijd open, zegt ze.

Het zoute water schuurde mijn oogbollen, mijn mond, mijn keel, ik slikte en verslikte me. Het zout drong in mijn lijf, langs mijn mond, mijn neus, mijn oren, mijn huid, overal zout. Het zout vrat aan mijn binnenste, ik werd uitgehold, ik verdween, mijn lichaam als een uitgedroogde cocon, als een lege gekwetste schelp.

Het was geen verrassing, zegt ze.

Ik dobberde al zo lang, ik had de golven gezien, hoe ze ontstaan, hoe ze verdwijnen. Ik had het schuim gezien, de luchtbellen, het spel van blauw en wit en grijs en bruin, de kleuren die leken te wedijveren om hun bestaan. Ik had het verwacht, maar het was niet wat ik had verwacht. Het was zoveel meer, het was zo intens, zo totaal. Ik was reddeloos en toch, niet in paniek.

In een flits zag ik de bootjes, zegt ze.

Gele strepen door het water, en waren dat geen hoofden, waren dat geen mensen? Zij zagen mij niet.

Het was zo stil, zegt ze.

En het was zo luid. Onder water klinkt alles gedempt, dof. Maar het was zo luid, het bruisen, het stromen, het water dat neerslaat op water, de klap van de golf die breekt. Er kon geen geluid meer bij, niet van mij, niet van de wereld aan de rand van het water, zo luid, maar zo stil, zo nabij.

Dat fluistert ze.

Ze staren naar de horizon. De vulkaan, de zwarte, donkere slierten aan de horizon.

Hij zegt niets. Hij wacht.

En dan golft hij om haar heen. Hij werpt zijn lange lijf over het hare, hij omarmt haar, hij omsluit haar, hij werpt zich als een schil om haar tere wezen. Hij verzwelgt haar, hij overspoelt haar met zijn warmte. Hij kust haar en hij proeft zoet, het zoetste zoet, zijn warme lippen.

Je bent mijn drenkeling, zegt hij.
Ik red je.



----------------------
Opdracht: Kies een beeld, schrijf eerst objectief wat je ziet, dan subjectief wat je voelt en tenslotte, een tekst. Dit is dat laatste gedeelte. 

dinsdag 15 november 2016

Anita zegt.


Het komt goed, zegt Anita.
Anita is een strontwijf. Ze doet alsof ze mee in de shit zit, maar eigenlijk staat ze gewoon naar hem te kijken, net zoals iedereen.
Een betaalbaar appartement vinden in deze stad? Geen probleem. Een job vinden met een arm die spastisch is? Maak je geen zorgen.

Anita is dom. Anita weet niks. Anita moest eens weten. Nee, zij rijdt vrolijk rond met haar gezinswagen, op het venster hangt nog kwijl van haar kind. Het heeft geen zin om naar de carwash te gaan, Anita, als ge de binnenkant van uw raampjes niet eens kuist. En doe dat niet met zo’n spray, Anita, dat is rommel. Dat is zever in pakskes, zou zijn vader zeggen en hij heeft gelijk. Ook al zegt die mens niet meer veel, niet omdat hij niet kan maar omdat hij niet wil. Hij is een keikop, zei zuster Lucie vorige week. En wat verwachten ze dan dat hij daaraan gaat doen? Zijn vader opvoeden? Hem in de hoek zetten, hem aanmanen dat hij lief moet zijn tegen de verpleegsters en dreigen dat hij anders zijn zondagse Duvel wel kan vergeten?

Anita kan hem geen geld lenen, Anita kan geen goed woordje doen bij haar ex-man die bij de stad werkt, Anita kan niet met hem meegaan naar de mannen van de elektriciteit om uit te leggen dat het probleem bij hén ligt en niet bij hem.

Anita kan niks, behalve zeggen dat het goed komt. Anita is een strontwijf.

----

Opdracht: een tekst van 250 woorden

maandag 7 november 2016

Een detail.

Er fonkelt geen nieuwe ster.
Ik voel zijn blik niet vanuit de hemel of waar dan ook.
Er zijn geen tekens, geen toevalligheden.
Ik voel geen aanwezigheid, geen waas, geen walm of geen warmte.

Er is niets, hij is weg.

Ik wil redelijk zijn, lief en begripvol en knikken naar wie dit wel ziet en voelt en hoort.
Maar ik kan het niet, moeilijk, amper.
Ik word boos en verdrietig en wil schreeuwen (Onzin! Hou op met die onzin!) maar ik kom niet veel verder dan triest staren in de verte.

Ik benijd ze wel.
Niet om wat ze zien of voelen (want ik kan niemand benijden voor iets dat ik helemaal niet wíl) maar wel voor het gevoel erbij. De troost die volgt.

Maar er is misschien iets anders.

Papa gaf me een hele tijd geleden een bundel van Maud Vanhauwaert. Een dichteres en performer die ik om verschillende redenen bewonder. Die bundel past perfect in de handtas die ik die dag droeg, en is daarin blijven zitten.  Hij zit daar goed. Ik heb er nog amper in gelezen, maar het boekje is me dierbaar. Ik heb het gekregen, ik bewaar het voor later, ik spaar. Alsof het wijn was die alleen maar beter kan worden.
Papa had het boekje gekocht in de Buchbar, waar we uiteindelijk nooit samen zijn geraakt, omdat het toen plots winter werd en koud en een rit naar de stad onoverkomelijk was.
Er plakt een heel klein, handgeschreven prijsetiketje op. En dat detail, hier, in deze werkelijkheid, waar ik niet in moet geloven of dat ik niet moet voelen, dat detail dat ik zie, waar ik mijn vingers over kan laten glijden, stiekem met mijn hand in mijn handtas, dat geeft mij troost.



Ik zie het voor me, hoe hij die bundel uit een rek neemt, staart naar dat beeld van die omgekeerde neushoorn, het boekje met een handige beweging omdraait, in een flits gecharmeerd is door dat handgeschreven mini prijsetiketje en met plezier betaalt en met vast en zeker ook een compliment voor het meisje daar achter de bar. Dank voor de lekkere koffie. En het boek. Hij wrijft met zijn grote handen over het kartonnen zakje waarin de bundel zit en steekt het in zijn tas. Hij zet zijn hoed op zijn hoofd en loopt naar buiten. Het is een beeld dat ik verzin en toch is het helemaal echt.

Dat iedereen
bij elk verdriet
een detail vindt
dat troost.



zaterdag 5 november 2016

Sneller met twee

Veluwe, 2 november 2016, half acht 's ochtends, het miezert. 
We zijn ontsnapt uit een bungalow van onze twee dochters (dank u mama).
En wij lopen. Iets te laat om herten en reeën te zien, hopeloos te laat om de heide in bloei te zien. En toch een verademing na steeds dezelfde looptoer in het park aan de rand van de stad. Een bos in de herfst, een smal pad over de heide. 
Hij loopt veel sneller, zijn benen zijn veel langer. Maar hij wacht, hij onthoudt de weg en we zijn beiden trots op mij, dat ik dat dus zomaar doe, een uurtje lopen, en er mateloos van geniet. 


Punta del Diablo, Uruguay, april 2014.
Nog een stuk idyllischer. En zonder slaaptekort, zo te zien. Wat een gloed op onze gezichten.


Blijven lopen, ik moet vooral blijven lopen.
Morgen nog maar eens.
En dan plannen maken om dat toch vaker samen te doen.