woensdag 4 juli 2018

Daar gaan ze.




Ze gaan elkaar acht dagen niet zien.
Juno gaat een paar dagen weg met haar grootouders, Oona gaat op chirokamp. Wel zeven dagen.

Oona leest een boek voor. Ze knutselen olifantenmaskers zonder hulp of instructies, zelf verzonnen, zelf gemaakt. Ze toeteren. Ze knuffelen.
Juno begrijpt niet wat er staat te gebeuren, maar wel dat het belangrijk is.



Het vertrek van Juno is chaotisch, het vertrek van Oona vervult me met nostalgie. Chiroleiding die ongestructureerd spullen inlaadt, identiteitskaarten van kinderen verzamelt, praatjes met ouders slaat en discussieert welke koelkast er nu wel of niet meegaat. Een van de leidsters heeft al zwarte vegen in haar gezicht, ze haalt lachend haar schouders op. Vuil zullen ze worden.











Gisterenavond deed ik alvast een eerste kaartje op de bus. Want post is belangrijk, de uitdeling van de post is een heerlijk of een vreselijk moment op kamp. Ik had niet veel meer inspiratie dan mijn ouders vroeger, stel ik vast. Hoe gaat het daar op kamp? Is het lekker eten?

Ik onderteken met mama.
Al zeven jaar ben ik dat, en door het te schrijven, voelt het plots raar.

Maar daar sta ik, en ik zwaai.

Wij gaan vertrekken, zegt een leidster.
En dan draait ze zich nog even om voor de deur van de bus sluit, nadat ze de blikken van de ouders heeft gezien.

Ik ga op jullie kinderen letten, ik ga voor hen allemaal zorgen. 

Ik ben zo ongelofelijk blij.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten