Zomer 2021, Amsterdam
Zomer 2022, Luxemburg
Er is weinig verschil te zien. Als je goed kijkt, zie je wat meer grijze haren en wat meer rimpels rond mijn ogen, mijn meisjes zijn weer een stuk groter en worden als bij wonder nog elke dag mooier. Dat is wat je ziet. Wat ik weet is iets anders. Ik weet: er is een groot verschil.
Vorige zomer was dit de uitzondering. Dit is een foto van een uniek gelukzalig moment: een heerlijk vrij gevoel, een feest van het moederschap, een gevoel van eenheid, van het unieke gevoel intens verbonden te zijn met mijn twee lievelingsmensjes. Maar buiten dit soort schaarse momenten was het heel donker.
Dat is deze zomer anders, dit zijn de momenten van de meerderheid, dit is bijna de standaard. Gelukzaligheid die zomaar voor het oprapen ligt, bijna iedere dag.
Ik plande ook een remake te maken van deze foto:
Zomer 2021, Mater
Dit was eind zomer 2021. Je ziet mijn vers lief, een prachtige zomeravond, verjaardagscadeautjes voor hem, een dronk op de liefde. Nauwelijks een uur na deze foto stortte ik voor een eerste keer in.
Ik liep al maanden, al jaren op vals plat. Er leken weinig hindernissen te zijn maar ik was moe, het leven vroeg ongelofelijke inspanningen en ik begreep niet waarom. Na die eerste instorting op zijn verjaardagsavond, werd het vals plat in de herfst van vorig jaar een hellend vlak. Ik moest krabbelen. Ik greep me wanhopig vast, maar ik gleed, ik gleed. Ik stopte met werken, kroop in mijn bed en zou mijn vermoeidheid wegslapen. Het draaide anders uit. Na een maand voorgeschreven rust, ging het steeds slechter, ik had last van allerlei kwalen, ik sliep slecht.
Doorstaan is een goed woord. Ik heb die vreselijke malaise doorstaan. Ik heb niet het gevoel dat ik genezen ben. Laat staan dat ik gewonnen heb. Ik denk enkel dat ik die periode, die vloed, min of meer doorstaan heb. Dat ik er toch redelijk in geslaagd ben om terug overeind te krabbelen. Al kan ik niet benoemen wat het nu net was dat me overkomen is. In het begin deed dat er niet toe, omdat het enige dat ik moest en kon doen rusten was. Op het einde deed de naam van mijn ziekte, mijn kwaal, mijn getormenteerde ziel er ook niet toe, omdat het enige wat telde was dat ik weer overeind krabbelde, dat ik me weer op vertrouwd vals plat bevond, en zelfs hele stukken gewoon plat, effen, rechtdoor. Waar het makkelijk lopen was.
Ik heb op mijn telefoon een remake van deze foto, maar ik durf hem niet te posten. Opnieuw de avond van zijn verjaardag. De setting is anders maar niet minder prozaïsch: een klein en uiterst charmant dorpje in Wallonië, we eten in een bijzonder restaurant. Hannes en ik logeren wat verderop in het huis van een kunstenaar. Ik werk enkele dagen van hieruit en vertel mijn collega’s op het scherm enthousiast over de prachtige bibliotheek waar ik mijn laptop heb opgesteld. Ik zou hier ook eindelijk nog eens schrijven. Ik schreef veel in die donkere herfst- en winterdagen omdat het me op een of andere manier hielp. Maar in de lichte dagen schreef ik niet. Ik besloot gewoon te genieten van de vlakke weg en dat was de juiste keuze, om even niet te schrijven. Maar nu, met deze heerlijke zomer bijna achter me, nu zou ik nog eens gaan zitten, nu zou ik schrijven.
Het lukt me niet.
Wat ik schrijf, is niet goed.
Wat volgt, is een nieuwe instorting. Het patroon van verwachtingen klettert. Het leven dat ik kristalhelder voor me zag, ligt plots compleet buiten bereik. Hannes laat me eerst alleen, dan laat hij me vertellen, dan laat hij me huilen.
Zelfs deze blogpost publiceren kan ik niet doen, zelfs dat kan ik niet schrijven, ik kan niet leugenachtig een remake van de verjaardagsfoto publiceren, en schrijven hoe geweldig het nu gaat. Ik dacht vorige week nog dat ik deze blogpost zou afwerken en posten met lichte euforie en zelfs wat trots. Maar ik voel een diep verdriet.
Ik ben bang, zeg ik wanneer ik tegen Hannes aanlig. Ik ben bang dat het terugkomt, dat dit weer een begin is. Hij troost me niet met loze woorden, hij houdt me gewoon vast.
De volgende ochtend is mijn hoofd loodzwaar. Ik dwing mezelf een uur te rennen langs de Maas. Ik dwing mezelf het ene boek uit te luisteren en het andere uit te lezen: dan heb ik tenminste toch dát gedaan. Ik neem foto’s van details in het prachtige huis. Ik overweeg een mooie post op social media waarin te zien is hoe heerlijk het hier is, en hoe ik het toch maar mooi voor elkaar heb, mijn leven. Ik doe het niet.
In de badkamer van het huis staat een bad op pootjes. De muren zijn van leem, voor de ramen hangen fijne linnen doeken aan eenvoudige spijkers. Ik laat het oude bad vollopen en verdwijn. De hoge badranden van wit email schermen de wereld af. Mijn hoofd is veilig nu.
Ik heb een crumble gemaakt van kleine pruimen. We laten het ons smaken en vertrekken voor een wandeling. Ik probeer niets meer te verwachten van mezelf. Als ik vandaag en morgen nu eens gewoon vakantie neem? Hannes kust me in het bos, ik voel langzaam terug rust, in mijn lijf, in mijn hoofd. We praten over boeken. We praten ook over wat er een dag eerder gebeurde.
Dit is het. Zo is het. Net wanneer ik denk dat ik een jaar later kan zeggen dat ik het gered heb, dat ik er weer ben, dat ik vol in het leven sta, gaat het mis met grond onder mijn voeten. Het hellend vlak is er weer en ik verlies mijn evenwicht.
Ik besluit dit dan maar te vertellen, hier op deze blog. Niet het hoera-bericht dat ik enkele dagen geleden in mijn hoofd had over het geweldige verschil van de ene zomer tegenover de andere. Maar wel een bericht hoe het werkelijk gaat. Dat ik na een prachtige zomer misschien toch terug val. Misschien ook niet. Misschien loop ik morgen, overmorgen, weer op vlakke weg.
Dit is een oproep om geen duidelijkheid te verwachten, niet van het leven, maar ook niet van elkaar. Het herstel van een depressie is geen rechte lijn, dat wist ik, maar nu ervaar ik het ook. Ik schenk mezelf een glas rosé in. Zo dadelijk eet ik met Hannes het restje van een heerlijke pasta. Dat is genoeg voor vandaag, voor vanavond. Morgen zullen we wel weer zien. Dat klinkt goed, maar ik meen het ook. En misschien is dat wel het verschil met vorig jaar.