zaterdag 29 februari
Onze voordeur kan je op dubbel slot kan draaien. Dat deden wij vroeger als wij gingen slapen. Wij sloten de deur en de dag.
Nu niet meer dus.
Onze meisjes wonen altijd in ons huis, Michiel en ik wonen er elk de helft van de tijd. Dat heet 'birdnesting' in het vakjargon van de relatiebreuken (ja, dat bestaat). Voor ons lijkt dat tot nu toe een werkend systeem. We hebben heel wat afspraken, regels en gewoontes om op deze manier samen te leven. Eentje is dat we proberen om elk zondagavond samen te eten, met z'n vieren. Dat valt me emotioneel altijd zwaar en doet tegelijk ook altijd deugd.
Als de meisjes proper gewassen en met een dosis voorleesverhalen en slaapliedjes in bed liggen, overlopen Michiel en ik vaak nog de planning voor de komende week. En dan vertrekt een van beiden naar het eigen appartement en volgt het vreselijke geluid. Het geluid van de voordeur op dubbel slot.
Het is vreselijk om in de zetel te zitten, Michiel die vertrekt en die dan van buiten de deur met zijn sleutel op dubbel slot draait. Ik voel me leeg, ik mis het leven dat ik vroeger had.
Maar ook de andere optie is pijnlijk. Ik vertrek, neem mijn jas, een zak met nog wat spullen, trek de deur achter me toe en draai haar op dubbel slot. Het wringt, het klopt niet om mijn eigen huis zo achter te laten.
Het draaien van die sleutel, het is het geluid van het afscheid, elke week opnieuw. Het went niet.
Maar de laatste weken, ben ik van dat geluid gaan houden. Op de andere dagen. Op die dagen dat ik bij de meisjes ben. We komen thuis, het is koud, we hebben koud, we zijn natgeregend of moe, of natgeregend én moe en dus ook slechtgezind. Dan kan ik niet snel genoeg de fietsen binnenzetten, de meisjes naar binnen jagen. En dan draai ik de deur langs de binnenkant op slot. Zo. Nu komt er niemand meer in. Wij drie. Dan voel ik me sterk, en zeker. Ik moet niets anders meer doen dan zijn wie ik ben: een moeder.
Een moeder die oververmoeid is. Die servies laat vallen en die drie keer geeuwt in één kort voorleesverhaal. Maar ook een moeder die op een half uur een lekkere maaltijd kan maken, die een agenda tekent en knutselwerkjes ophangt, die wasmachines draait en op google mopjes zoekt om schaterlachjes terug te krijgen. Die luistert (te vaak met een half oor) naar verhalen over vriendinnetjes en poesjes en pipi langkous. Die ruzies sust om dan zelf iets te snauwen want is het nu gedaan daarmee. Een moeder die moedert, ze doet ook maar wat.
Het is zwaar. Ik weet niet meer wie ik ben en wat ik wil. Het einde van een relatie is het wegvallen van een toekomst en het vervagen van een rol, functie, van betekenis. Ik ben doodop, ik twijfel aan alles, functioneer niet meer zoals het zou moeten en al zeker niet meer zoals ik het zou willen. Een groot deel van mijn vrienden is vanavond ergens waar ik ook had kunnen zijn, het is daar vast fijn. Maar ik draaide de deur daarstraks al op slot, omdat ik nergens meer heen wil, omdat ik niets anders meer wil zijn dan wat ik in deze puinhoop nog altijd duidelijk ben: een moeder.