dinsdag 22 januari 2019

Dromen.

Een stevige verkoudheid breekt mijn nachten. In het duister snak ik naar licht, lucht, adem en een helder hoofd. De nacht duurt lang en ik droom.
Deze nacht heb ik papa gezien. Het was zo fijn en vanzelfsprekend.
In de dromen van vorige nachten had ik twee andere ontmoetingen, ook heel echt, met gesprekken die ik woordelijk kon herhalen. Vrij onwaarschijnlijk, die situaties, die gesprekken, ik kon niet anders dan eenmaal wakker, zachtjes zuchten en bedenken, nee, zo zal het niet gaan, wacht nu gewoon maar af.
Zo was het niet met papa vannacht. De situatie was natuurlijk totaal onrealistisch, deze droom was net het minst écht, en toch klopte alles.

Hij zit aan de tafel van mijn jeugd, in zijn wollen trui in gebroken wit met een houten knoop, het is tenslotte koud winterweer. Hij zit licht gedraaid op een stoel, zijn handen rusten los op zijn benen, hij zit rustig maar ook wel klaar om iets te gaan doen. Ik gok: een kop koffie halen.
En op het werk? vraagt hij. 
En ik vertel kort, maar enthousiast een stand van zaken, want er zijn weer wat dingen in beweging.
Dan is het goed hé schattebol, als jij content bent.
Hij kijkt mij in de stilte die volgt heel rustig aan. Ik kijk terug en zo zetten we ons gesprek in stilte en zonder woorden nog even verder.

Eerder die dag had ik in een feedbackgesprek gehoord dat ik goed had geluisterd naar een collega. Oprecht en open, vertelde ze me, en met geduld. Ik nam het compliment met graagte aan.

Ik heb vannacht gehuild van geluk. Omdat het zo heerlijk was om papa te zien, zo dicht. Dat verlangen naar nabijheid, dat is er wat minder vaak, maar even intens.
Ik begreep ook plots wat luisteren zo bijzonder maakt: iets vragen, iets zeggen en dan de ruimte laten. Voor stilte, voor een antwoord, voor een blik. Het is tijd maken, witruimte laten voor wat dan ook.

Het is geen talent dat ik van hem geërfd. Het is nog veel beter: het is wat ik van hem heb geleerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten